Mijn penis ligt in mijn hand. Minuten lang probeer ik al te plassen maar het wilt niet lukken. Ik sta voor een ijzeren urinoir, het lijkt meer op een voedingsbak voor varkens dan een wc. Omringt door pratende mensen probeer ik me concentreren, zodat ik mijn vloeibare afvalstoffen kan dumpen. Ik sluit mijn ogen en beeld me in dat ik thuis ben, waar mijn derrière de koude wc bril kust in alle rust, stilte en eenzaamheid. Nog steeds voel ik me bekeken. Ik krijg het idee dat mijn buurman een oordelende glimp van mijn ongeschoren penis probeert op te vangen. De laatste tijd ben ik te lui om mijn mannelijke bosjes bij te houden. Ik zie de reden er niet van in om het bij te houden wanneer je alleen maar seks hebt met iemand die jou haat. Plus het is lekker zacht wanneer ik aan mijn ballen krab.
Ik kijk hem aan, hij kan wel plassen.
‘’Als iedereen nou eens weg gaat, dan kan ik mijn ding doen’’ denk ik.
Ik begin een denkbeeldige groepsdruk te voelen. Een vent die naar me schreeuwt dat ik nu moet gaan plassen en anders moet oprotten, omdat ik onnodig plek in neem. Ik probeer het nog een keer. Ik sluit mijn ogen en probeer alle wc en techno geluiden weg te filteren. Ik focus me enkel op het geluid van het stromend water.
Hoewel er een hoge urineer behoefte in mijn lijf zit krijg ik het niet voor elkaar om plas uit mijn pik te laten stromen.
Onrustig en ongeduldig probeer ik me voor de laatste keer te focussen.
‘’Ik geef het op’’
Mijn penis doe ik terug in mijn broek. Om de andere toiletgenoten de illusie te geven dat ik mijn behoefte heb kunnen doen, ga ik mijn handen wassen. Het koude water laat ik over mijn handen stromen en ondertussen neem ik een blik in de spiegel. Ik ontmoet mijn ogen in de reflectie.
Mijn bezweette gezicht, in de war zittende haren en de dikke wallen vallen mij direct op. Ik herken mezelf niet meer, het voelt alsof ik een vreemde aan kijk. Ik weet dat die groene ogen, het litteken boven de rechter wenkbrauw en de te lange haren van mij zijn, die zie ik elke ochtend.
‘’Wie is dit?… Wie the fuck ben ik?’’
Met mijn hand ga ik langs de sensor van de kraan, na drie maal te hebben gezwaaid langs de sensor, komt er eindelijk een straal koud water uit. Ik gooi meerdere keren water in mijn gezicht, om het opgedroogde zweet weg te spoelen. Nogmaals neem ik een blik in de spiegel, ik herken mezelf nog steeds niet. Mijn ogen kan ik niet meer van de spiegel afhouden en voor enkele seconden blijf ik verloren in mijn spiegelbeeld. ‘’Wie ben ik?’’ Vraag ik me constant af maar hoe vaak de vraag ook door mijn hoofd schiet, het antwoord krijg ik steeds niet gevonden. Ondertussen is er naast mij een jongen komen te staan, hij heeft een poep lucht met zich meegenomen. Ik gooi nog een keer water in mijn gezicht. Ik probeer de geur te negeren en richt me weer op mijn spiegelbeeld, in de hoop dat ik mijn verlepte gezicht weer weet te herkennen.
De jongen naast me laat een harde scheet.
Het haalt me uit mijn trance en Ik begin de dader aan te staren. Normaal gesproken, wanneer het een van mijn vrienden zou zijn, zou ik een high five geven voor het geluid en daarna de lijdensweg bewandelen van de verschrikkelijke geur. Maar bij hem zeg ik niks. Hij begint zich ongemakkelijk te voelen als hij eenmaal mijn ogen op zich voelt.
‘’Ik kan niet poepen, man. Ik moet al een uur maar ik kan alleen thuis poepen.’’ zegt hij in een poging om het minder ongemakkelijk te maken.
‘’ Ik kan niet plassen’’ antwoord ik.
We moeten beide lachen om onze gefaalde pogingen. Ik geef hem twee klopjes op zijn rechter schouder en loop terug de zaal in. Direct word ik geconfronteerd met de harde bass en duistere klanken die door een, voor mij onbekende, DJ aan het uitspuwen is. Ik pareer me een weg door het publiek. Links voor, dat is onze vaste ontmoetingsplek, dat is onze thuisbasis.
Wanneer ik door het publiek loop ben ik in mijn element. Dan voel ik me alsof ik in een anarchistische samenleving woon. Niemand heeft macht over je, niemand kan vertellen wat je wel of niet moet doen. Ik krijg het gevoel alsof ik eindelijk vrij ben. De strakke koppen, de door gesnoven gezichten en de vage blikken maken me dan niet uit, want ik voel me thuis.
Ik tik een meisje aan waarvan ik denk dat ze Lysanne is. Ik tik haar op haar schouders. Ze draait om. Mijn ogen worden verblindt door de stroboscopen, voor een ogenblik moet ik bedenken of ik de goede persoon voor me heb. Ze omhelst me.
‘’Zij zal het wel zijn’’
Er komen allemaal woorden uit haar mond, maar ik kan ze niet verstaan. Ik knik en doe net alsof ik haar begrijp. Voordat ik het door heb haalt ze haar mobiel tevoorschijn en vraagt ze haar vriendje -ja ze heeft een vriendje- om een foto van ons twee te maken.
Als de foto eenmaal is gemaakt grijpt ze de telefoon enthousiast de handen van haar vriendje en laat mij de vastgelegde herinnering zien.
Terwijl ik naar de foto kijk schiet me maar een enkele gedachte naar boven.’’Wie the fuck ben ik?’’