8.36 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier
Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.
Ze had geen gordijnen in haar minuscule studiootje en haar ramen leken geen enkel geluidje tegen te houden. De trams leken door de straten te racen met als doel om zoveel mogelijk geluid te maken, elke voetganger wilde zo luid mogelijk elk woord uitspreken en elke fietser wilde met zijn bel laten weten dat ze bestonden, dat ze weer een dag leefde, en dit alles paarde met de zeurende hoofdpijn die door mijn hoofd galmde. Mijn ogen plakte aan elkaar en mijn mond kende de veel te bekende dodelijk smaak van gedroogde alcohol en oude tabak.
Er klonk een zacht gekreun naast me en op dat moment wist mijn hoofd pas alle fragmenten van de avond bij elkaar te rapen. Met veel moeite kreeg ik mijn dicht geplakte ogen open, ging met een diepe zucht op de zijkant van het bed zitten maar werd overvallen door de schaterende kwaadaardige aanwezigheid van de gevolgen van mijn keuzes van de avond van te voren. Een misselijkheid kolkte in mijn maag. Met paniek in mijn ogen zocht ik de ruimte af naar een mogelijkheid om de combinatie van sambuca, bier en tequila achter te laten. Maar het was allemaal zo verdomd klein en compact. De kamer draaide, mijn maag borrelde, met diepe ademhalingen probeerde ik mijn lichaam in bedwang te houden maar op dat moment deed ik wat elke weldenkend mens zou doen. Ik opende het raam, maakte wat brakende geluiden maar niets kwam eruit. Misschien was het de frisse lucht, of de plotselinge warmte van de zon, misschien waren het de mensen die omhoog keken en mijn onfrisse en toegetakelde hoofde uit het raam zagen steken maar ik zorgde er alleen maar voor dat ik me beroerder begon te voelen.
Zweet begon langzaam op mijn voorhoofd uit te breken en ik was de goden dankbaar dat Malou nog sliep. Ik begon me voor te stellen om sociaal te moeten doen, de eeuwenoude ongemakkelijke dans van de brakke ochtenden met een vreemde. De vermoeidheid en geforceerde gesprekken. Eventjes zat ik eraan te denken om mijn kleren te pakken en te verdwijnen in de straten van Amsterdam maar een stemmetje in mijn achterhoofd hield mij tegen. In eerste instantie hoopte ik dat het simpelweg de brakheid was, maar diep van binnen wist ik dat het mijn geweten was die de overhand kreeg.
Althans, dat is wat ik moest concluderen, want de andere mogelijkheid was simpelweg dat ik mijzelf wilde straffen. Zweepslagen in de vorm van brakke vermoeidheid en geforceerde woorden om maar af te leren dat zulke dansen als die avond niets goed bracht. Ik was niet verliefd op Malou, er was geen sprankje van gevoelens terwijl ik haar daar in al haar naakte kwetsbaarheid zag liggen. Het enige waar ik op kon hopen was, dat het voor haar hetzelfde was. Dat ook ik maar een instrument voor haar lust was, een stuk vlees om de eenzaamheid maar eventjes te dempen.
In onze intoxicatie waren wij twee acteurs die eventjes geliefden spelen, maar deze ochtend zou moeten laten zien hoeveel daarvan oprecht was.
Mijn maag vond enige rust en mijn gedachtes dwaalden verder af. Ik stak een sigaret op, leunde wederom uit het raam en omarmde eventjes de zonnestralen. Er klonk een stem in de achtergrond, diep verloren in de verte van de straten. Het was vrouwelijk, met een lichtelijke teleurgestelde toon maar tegelijkertijd met een hints van iets hoopvols erin verborgen. De woorden kon ik niet verstaan, maar dat was niet nodig. Het was de toon, de zucht die tussen de woorden hing dat zo herkenbaar klonk. Mijn ogen dwaalden door de straat, zoekend naar de bron van de teleurstelling en hopend op het zien van een bekend gezicht.
Het was meer dan een persoon die ik zocht, meer een bekendheid, een gevoel van vroeger wat nu niets minder leek dan een droom. De stem was verdwenen en ik begon mij langzaam af te vragen of ik het niet gehallucineerd had. Ik gooide de rest van mijn sigaret weg, sloot het raam met extra lawaai en hoorde het zachte gekreun van Malou.
‘’Ben je wakker?’’ vroeg ik met gemaakte schaamte.
‘’Wat denk je zelf?’’ reageerde zij met een hese stem.
‘’Oké, ik ga naar huis.’’
‘’Wil je geen ontbijt?’’
Er klonk een cynische lach van mijn kant.
‘’Je lijkt me niet echt de persoon die ontbijt maakt voor andere.’’
‘’Klopt, maar ik ging er al vanuit dat je ‘nee’ zou zeggen. Het was maar een beleefdheid.’’
In de tussentijd deed ik mijn kleren aan. Terwijl ik mijn shirt aandeed ving een glimp van een bijna geromantiseerde blik in Malou’s ogen die mij aan het observeren was. Een klein tevreden glimlachje verscheen op haar gezicht, een oprechtheid die ik nog niet had gezien.
‘’Niet verliefd op mij worden, he.’’
Die woorden leken haar direct uit de gedachte te halen en dezelfde harde en koude persoon verscheen voor mijn ogen.
‘’Dat zou je willen. Er moet veel gebeuren dat ik op een jongen zoals jou zou vallen.’’
‘’Wat bedoel je daarmee?’’
‘’Onsuccesvol., lui., zonder enige vorm van ambitie.’’
‘’Ik heb gewoon vroeg gepiekt in mijn leven.’’
Ditmaal was zij diegene die een sarcastische lach uitliet.
‘’Wanneer was dat?’’
‘’Ik denk…’’ theatraal legde ik mijn vinger op mijn kin. ‘’op de basisschool. Ik was een van de eerste kinderen die zijn veterstrikdiploma had. Sindsdien is alles een beetje bergafwaarts gegaan.’’
Ze lachte even en er ontstond een stilte. Ze kroop het bed uit, liet haar arm langs mijn rug afgaan terwijl ze langs liep en begon in, de schare vierkante meter wat haar keuken moest voorstellen, koffie te maken.
‘’Je bent een enigma, weet je dat?’’
Ze keek om, en presenteerde iets wat een lach moest voorstellen en vroeg:
‘’Je blijft wel even voor koffie, toch?’’
Lees direct 8.38.
Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.
Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Liever geen verhaal, check dan het archief Losse Woorden of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld.
Foto door: Marcus Solomon
2 Comments
Comments are closed.