8.13 Ik werd gek. Of misschien was ik al gek. Wellicht is dat wie ik ben. Krankzinnig.

Photo by Jesse Cilio

Scroll this

8.12 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Het geluid van de voorbijrazende auto’s wist mij wakker te maken. Alles deed pijn. Mijn rug, mijn hoofd, mijn been, maar dat was niet de grootste pijn die ik op dat moment voelde. Iets was er geknapt. Weer een illusie was gebroken en ik was opnieuw een stap dichter bij de bittere waarheid. Ik probeerde mijn ogen te openen terwijl de zon fel op hen neerscheen maar ze plakte samen. Ik liet een luidde, bijna woeste kreun los en mijn eerste beeld van die dag was de meest fel brandende ster die een mens maar kon voorstellen.

Het duurde even totdat ik mijzelf wist te oriënteren, maar na een minuut wist ik weer waar ik was. Wat voor nacht ik achter de rug had. En wie ik was. Oh, kon ik maar dat laatste maar weer vergeten. Al was het voor één minuut. Ik ging op de stoeprand zitten, stak een sigaret op en zonder dat ik het bewust doorhad greep ik om mij heen, op zoek naar een fles, op zoek naar een tijdelijke verlossing, op zoek naar de verdoving. Maar het leven was wreed en op dat moment was ik weer te ver heen. Nee. Het was geen goede ochtend. Een vervloekte ochtend. Al ging het maar om die verdomde smaak in mijn mond en het gevoel alsof mijn tanden er op elk moment gelig uit konden vallen. Ik hoefde niet in de spiegel te kijken om te weten hoe ik er momenteel uitzag. Omringd door een zweterige, doffe en bijna dode geur met diepzwarte wallen en rode, waterige ogen. Een huid, zo bleek, dat ik net zo goed de zon op aarde had kunnen zijn.

‘’Je hebt het weer gedaan!’’ feliciteerde ik mijzelf sarcastisch in mijn gedachtes. ‘’Je hebt het weer gedaan, HA!’’. De zelfhaat wakkerde zoals gewoonlijk weer vurig aan. ‘’Oh, Bob. Jij jongen, jij eigenwijze jongen. Zo bang voor verandering, zo bang om iemand te worden, dat jij jouzelf liever vernietigd en in het niets waant dan dat je de verandering überhaupt voor een ogenblik aankijkt. Kijk waar je nu staat, kijk waar je een jaar geleden stond, hell, twee jaar geleden. Er is niets veranderd. De details wellicht, maar in essentie sta je nog op hetzelfde punt als enkele jaren geleden. Geen vooruitgang, geen ontwikkeling, enkel maar dezelfde destructieve onnodige zelfmedelijdende dans van de eentonige bullshit.’’ Maar terwijl mijn innerlijke monoloog intenser werd en de negatieve destructieve schreeuw het podium kreeg, werd mijn hoofdpijn erger en erger.

 Ik keek naar de zon, in de hoop voor verlichting, maar ik kreeg het niet.

Ik probeerde te focussen op de voorbijrijdende auto’s, maar die leken het ook niet te doen.

Als laatste hoop probeerde ik te luisteren naar het brandende geluid van mijn sigaret maar het enige waar ik nog aan kon denken was mijn onvermijdelijke zelfdestructie. In een vlaag van onwetendheid en hopeloosheid gooide ik de halfopgerookte sigaret op straat, greep neurotische naar de sleutels in de hoop dat ik de verdomde voordeur ditmaal wel open kreeg en kwam erachter dat ik heel de nacht de verkeerde sleutel in mijn hand had. Uit frustratie gooide ik mijn voorhoofd woest tegen de deur als een verkapte vorm van zelfkastijding en hoorde de schreeuw in mijn achterhoofd schateren: ‘’DE STOMHEID! DE STOMHEID! HA! DE FUCKING STOMHEID!’’

Ik werd gek.

Of misschien was ik al gek.

Wellicht was dat mijn toekomst. Een leven in een gesloten instelling, een wereld vol met klinische gangen en flikkerende TL-balken, met krankzinnig lachen achter gesloten deuren en steriele kantines, vol met dokters, psychologen en medicatie. En een gebouw vol met mensen zoals ik, losgeslagen, verloren en eeuwig misplaatst. Nee. Het moest de alcohol zijn, de drugs, de slapeloosheid. Misschien had ik te veel bloed verloren. Ja. Dat moest het zijn. Tijdelijke waanzin, gecreëerd door de omstandigheden. Ik was niet gek. Ik was gewond. Toch? De twijfel. Oh. De fucking twijfel. Waar was het goed voor? Waar was alles überhaupt goed voor?

De deur kreeg ik eindelijk geopend en in de grote spiegel die de hal moest decoreren zag ik uiteindelijk mijn onvermijdelijke spiegelbeeld. Ik stopte voor een ogenblik en staarde mijzelf aan. Er kwam plotseling een sarcastisch lachje uit mijn keel en ik bedacht me dat het gemiddelde lijk er beter uitzag dan ik. Strompelend liep ik verder het huis in en in de woonkamer zat Layana aan de eettafel. Haar aandacht was volledig gewijd aan haar ontbijt. Een kom met granola omringd door een stroom van magere yoghurt. ‘’Waar ben jij geweest?’’ zei ze zonder op te kijken. Ik antwoordde niet, maar besloot om eerst mijn schoenen uit te trekken. Er zaten verschillende bloedspetters op waardoor ik terug moest denken aan vroeger. Voor de trein, voor Damian, voor alles zo ongelofelijk verneukt werd. Plotseling had ik het gevoel alsof er opgedroogd bloed op mijn gezicht zat. Zonder erover na te denken liet ik mijn been vallen, verplaatste snel mijn hand naar mijn gezicht en voelde vervolgens een steek van pijn in mijn been. Er verloste zich een onvermijdbare kreun uit mij waarna ik realiseerde dat ik net in de spiegel had gekeken. Er was geen bloed. Geen bloed. Dat was goed.

Op de achtergrond klonk het geluid van Layana’s lepel die woest in de kom viel. ‘’Bob?’’. Ik keek op en ditmaal was haar aandacht wel verwijderd van haar voedsel. Maar ik kon haar niet aankijken. Misschien was het schaamte, misschien wilde ik geen vragen, misschien zat er simpelweg niets meer in mijn hoofd. Het woeste geluid van een schuivende eetkamerstoel klonk door de kamer gevolgd door lichte sierlijke voetstappen. Mijn naam echode af en toe door de kamer in de vorm van Layana’s stem. De kussens van de bank werden ingedrukt, dat kon niets anders betekenen dat ze naast mij zat. Het plotselinge gevoel van een hand op mijn schouder bevestigde dat. Ik bewoog mijn hoofd en keek direct in de kastanjebruine ogen van Layana. Opnieuw zei ze mijn naam. ‘’Bob?’’ gevolgd met een ‘’Wat is er aan de hand?’’

Nu moest ik wel iets doen. ‘’Kunnen we het er een andere keer over hebben?’’ klonk er met een vermoeide, schorre stem van mijn kant. Schijnbaar had de buitenlucht mijn keel niets goed gedaan.

‘’Dat zeg je altijd en dan begin je er uiteindelijk nooit over.’’

Haar ogen analyseerde heel mijn lichaam tot ze bij mijn been uitkwam en de oude, inmiddels bloedkleurige theedoek zag. ‘’Wat is er gebeurt!?’’

‘’Ik… ik kreeg de deur vannacht niet open.’’ Met mijn hand wreef ik door mijn gezicht. ‘’Maar de grap was, ik gebruikte de verkeerde sleutel. Het zal je maar gebeuren, hè.’’ Grapte ik.

‘’Nee. Dat bedoel ik niet. Jouw been? Wat is er met jouw been?’’

‘’Oh.’’ Ik schraapte mijn keel en keek naar mijn been. ‘’’Shayla en ik hadden een discussie.’’

‘’En ze heeft jouw been opengehaald?’’

Ik haalde mijn schouders op.

‘’Ook zij had haar sleutel misplaatst.’’

Met enige schrik stond Layana op, nam een paar stappen naar achteren en keek mij met angstige ogen aan.

‘’Wa…waar ben je mee bezig? Waarom doe je zo raar?’’

Maar in plaats van direct antwoord te geven staarde ik naar de klok die naast de tv hing. Tik. Ging de klok. Tik. Tik. Tik. Ik wist precies hoeveel seconde het duurde voordat ik antwoord gaf, door het machtige getik van de klok. Ha. De technologie van de mensheid. We waren ver gekomen. We hadden tijd bemeesterd. Oh, wat waren geweldig. We zetten de wereld naar onze hand, maar konden niet eens onszelf begrijpen. Wat. Fucking. Geweldig!

Negen tikken later keek ik haar opnieuw aan. Schraapte mijn keel. Hoorde de laatste tik op de achtergrond waarna de woorden moesten worden vrijgelaten in de wereld. ‘’Ik… Ik weet het niet.’’

‘’Het is die Shayla, hè? Toen je over haar vertelde wist ik al dat ze een slechte bedoeling was.’’

Ik ging met mijn hand door mijn haar. Er kwam een nare stank met zich mee. ‘’Ik denk dat ik in dit geval de slechte bedoeling was.’’

De angst werd direct verplaatst door een bepaalde bezorgdheid. Haar hand werd ditmaal geruststellend op mijn rug geplaatst. ‘’Wat bedoel je daarmee?’’

‘’Ik…’’ begon ik maar de waanzin werd ditmaal gemixt met een bepaalde vorm van realisatie en kwetsbaarheid. ‘’Sinds Damian, sinds de trein, sinds Katie, is er iets in mij veranderd, iets losgekomen, iets door mij aan het gieren dat ik niet begrijp. Soms denk ik dat ik gek ben geworden, alsof ik op een pad ben gekomen om mijzelf zo goed mogelijk te verneuken. Het lijkt alsof ik mijzelf als mijn grootste vijand zie en in een gevecht zit waarin er maar één van ons kan overleven.’’ Layana was stil. ‘’En kijk nu! Kijk hoe ik erbij zit, volgens mij is het me aardig gelukt.’’ Inmiddels kreeg ik een van mijn schoenen uit. Ik pakte het op en presenteerde het aan Layana. ‘’Dit is niet de eerste keer dat ik bloed op mijn schoenen heb en iets in mij is ervan overtuigd dat dit ook niet de laatste keer zal zijn.’’ Plotseling voelde ik een krachtige frustratie door mijn lichaam suizen, ik stond op en begon te ijsberen bij het raam. Ik keek naar buiten, naar de stoeprand, naar de auto’s, naar de zon. Layana bleef inmiddels ijzig stil, maar haar ogen zeiden al genoeg. ‘’Soms vraag ik me af of dit het is. Of dit is wie ik ben en wie ik voor altijd zal zijn. Of dit het beste leven is dat ik kan krijgen.’’

Ze verschoof naar de punt van de bank, legde haar elleboog op haar been terwijl ze met de andere hand haar hoofd ondersteunde. ‘’Maar ik had het idee dat je zo goed op weg was.’’

‘’Dat dacht ik ook. Maar ik begin me nu te realiseren… dat het ook maar een vlucht was. Een vakantie van wie ik was door me even anders te gedragen.’’ Inmiddels keek ik opnieuw naar buiten. ‘’Ik denk…’’ begon ik. ‘’Ik denk dat ik dit niet alleen op kan lossen.’’ Layana wilde iets zeggen maar ik ontbrak haar abrupt. ‘’Maar ook niet met jouw hulp.’’ Ze slikte haar woorden in waarna ik een vluchtige ‘’Sorry’’ verkondigde.

‘’Ik… ik heb hulp nodig. Voordat ik in een gesticht beland, voordat ik mijzelf vernietig, voordat ik het gevecht ook daadwerkelijk win.’’


Hey. 8.14 staat dus online. Je vindt hem hier.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Jesse Cilio


Ik hoef niet jouw geld, wel jouw aandacht

Hey, als je dit leest dan weet ik dat je een van mijn favoriete volgers bent. Je gaat door, helemaal door tot het einde, tot het laatste woord van de e-mail, en dat waardeer ik. Enorm zelfs.

Ik schrijf dit niet om te bedelen. Voor al mijn werk vraag ik geen geld. Sterker nog, ik heb nog nooit een euro hiermee verdiend. Het enige wat ik van jouw vraag is jouw aandacht. 

Lees mijn werk.

Als je het tof vindt, deel het. Met jouw vrienden, misschien jouw ex of jouw oma. 

Vertel ze: ”Er is deze bizarre guy op het internet. Hij schrijft wel oké, maar volgens mij zitten er een paar draadjes bij hem los”. 

Zo help je mij en hopelijk kan ik dan op een dag van dit alles, mijn werk maken.