4.35 De koude, oude en bekende eenzaamheid

Photo by Zerkalou

Scroll this

De zon kwam langzaam op terwijl we nog steeds doelloos door het gebouw zwierven. Licht begon door de met stof bedekte ramen te stralen en de alcohol begon weg te ebben uit mijn lichaam. Hoe meer het doek van alcohol werd opgeheven, hoe meer mijn hoofd begon te bonken.  

Ik stelde aan Robert voor om de joint te gaan roken maar hij bleef constant herhalen: ‘’Niet hier, man. Niet hier.’’ Waarop ik met een vermoeide toon vroeg: ‘’Waar dan?’’ 

Hij haalde zijn schouders op terwijl hij door de grote ruimte wandelde. 

‘’Dat weten we wanneer we het zien.’’ 

Met een sarcastische toon zei ik: ‘’Lekker zweverig.’’ maar die opmerking werd ondergesneeuwd door Damian die hard: ‘’Kom jongens! Kom.’’ riep. Robert zijn aandacht was verloren en zonder iets te zeggen liep hij richting Damian toe. En terwijl ik zijn gedaante langzaam zag verdwijnen in de duisternis, pakte ik een sigaret en stak hem op. 

Al snel kwam Katie mij vrolijk voorbij huppelen, gaf mij snel een kus en ging samen met Kyra naar de andere. Voordat zij uit het zicht waren keek Katie nog lachend om maar, uiteindelijk, verdween zij ook. 

Daar stond ik dan. Alleen in een verlaten oude fabriekshal, terwijl ik de vage stemmen van mijn vrienden in de verte hoorde.  

De oude bekende eenzaamheid kroop al snel weer onder mijn huid. Het was op dat moment dat ik het gevoel kreeg dat alles zou gaan veranderen. En ik kon het vage idee dat het niet goed zou zijn niet van me afschudden. 

Ik was nooit bang voor verandering. Fuck. Ik hield van verandering, maar dat idee beangstigde mij. Sinds een lange tijd had ik iets wat ik kon verliezen. Mijn vrienden, mijn vriendin en mijn waardigheid.  

Misschien was het de innerlijke dronken doemdenkende pessimist die eindelijk weer aan de macht kwam, of de zelfmedelijdende Bob die zich geen enkel gelukkig moment kon gunnen. 

Maar hoe ik het wende of keerde, ik kon het onheilspellende gevoel niet weg krijgen. 

Dus ik ademde in, ademde uit, nam een hijs en liep richting de rest toe. De zon kwam steeds verder op en de fabriekshal werd langzaam maar zeker duidelijker. 

Na een poosje zag ik twee schimmen in een deuropening staan en liep daar, met de hoop dat het geen zwervers waren, naar toe. Na elke stap werden de lichamen duidelijker en zag ik Kyra en Katie verveeld staan. 

‘’What’s up?’’ Zei ik met een klein lachje. ‘’Waar zijn Robert en Damian?’’ 

Kyra keek over haar schouder naar boven. 

‘’Ze zijn naar boven gegaan.’’ 

Ik stak mijn hoofd door de deuropening en zag dat ze in de opening van een trappenhuis stonden.  

‘’Waarom staan jullie hier?’’ 

‘’We willen naar huis.’’ Zei Katie. 

Ik schudde snel nee. 

‘’Na-ah.’’ Zei ik. ‘’Dit is een avontuur, geen sensationeel avontuur maar wel een avontuur. Plus we hebben jullie nodig mocht een van ons zichzelf verwonden.’’ 

‘’Je bedoelt als een van jullie ezels over een berg stenen valt.’’ Zei Kyra lachend. 

‘’Onder andere.’’ 

Ik pakte Katie’s hand en liep het trappenhuis in. Voor een ogenblik stond ze te twijfelen maar al snel liep ze met mij mee de trap op.  

Het trappenhuis zat onder de willekeurige graffiti, verloren bierblikjes en omarmde een vage urine geur. Elke stap die wij zette echode door naar boven en af en toe leek het of er iets of iemand achter ons zat.  

Ergens genoot ik van de verlate mysterieuze obscuriteit van dit gebouw. Maar het was duidelijk dat Katie en Kyra zich niet op hun gemak voelden. Zij konden de nieuwsgierigheid van mij, Damian en Robert niet waarderen. 

Bij elke verdieping die wij passeerde stond ik voor een ogenblik stil om te luisteren of ik Damian, Robert of iets anders hoorde. Het was pas op de zesde verdieping dat ik voetstappen in de hal hoorde. 

Terwijl ik de hal inliep, keek ik achterom en zag ik Kyra en Katie in de deuropening weer staan. 

‘’Komen jullie niet?’’ 

Kyra schudde nee. 

‘’Roep maar als jullie hulp nodig hebben.’’ 

‘’En als we een zwerver vinden?’’ 

‘’Dan wil ik dat jullie wegrennen.’’ 

Ik lachte, zei: ‘’Misschien is het juist een chille zwerver.’’ en liep door. 

In de hal hoorde ik een onregelmatig getik vergezeld met een vaag gelach. Ik liep richting de geluiden toe tot ik uiteindelijk voor meerdere deuropeningen stond. In mijn linker ooghoek zag ik de resten van een verlaten toilet, wederom bedekt onder graffiti, bruine vlekken en een kapotte wc-bril. Dus ik besloot de andere deurpost door te gaan.  

Al snel zag ik Damian en Robert in een oude liftschaft staan met stenen in hun handen. 

‘’What the fuck zijn jullie aan het doen?’’ 

‘’Duiven, man.’’ Zei Robert. 

‘’Wat?’’ 

Ondertussen gooide Damian een steen in de liftschaft en zei: ‘’Hoor je ze niet?’’. Ik deed een paar stappen vooruit en leunde over de liftschaft. Ver beneden hoorde ik het roekoeënde geluid van duiven. Damian gooide ondertussen nog een steen door de liftschaft en plotseling veranderde de roekoeënde geluiden in het geklap van vleugels. 

Voordat ik het wist vlogen er enkele duiven naar boven. Ik wilde een stap achteruit doen maar terwijl ik dat deed vloog er een duif vol tegen mijn schouder aan. Mijn voet probeerde radeloos mijn balans te hervinden. Maar vond slechts lucht. 

En daar stond ik dan. 

Op het punt om te vallen door een liftschaft op de zesde verdieping. 

En het enige wat er door mijn hoofd flitste was dat dit de meest anti-climactische dood zou zijn.   

Mijn dood. 

Vorige post Volgende post