8.34 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier
Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.
Zodra ik de trein uitstapte voelde ik me als een vreemde in een wereld waar ik niet in thuis hoorde. De ogen veranderde van een comfortabele bekendheid in een afstandelijke kritische blik zoekend naar status en verschijning. Iedereen was onderweg, verloren in de eigen bubbel van deadlines en bestemmingen. Mannen van middelbare leeftijd in witte overhemden en strak achterover gekamde haren die waren overspoeld met een tsunami van luxe haarproducten met stoffen waarvan de gemiddelde mens nooit het bestaan zou beseffen, rennend naar de volgende high wat hen even laat voelen alsof ze een afdruk op deze aardbol achterlaten. Oh. Ze schreeuwden het in hun ogen uit. Het gehaast, die onstilbare honger om gezien te worden, de vlucht voor de grote vragen door de stem het zwijgen op te leggen met banale zaken zoals kwartaalcijfers, KPI’s en een mailbox die geen stilte kent. Het willen worden, maar nog niet zijn. Zo verblind door de beloftes van de toekomst dat ze niet kunnen zien waar ze op dat moment precies waren.
In mijn bestaan werd me regelmatig verteld dat ik problemen had, dat ik de adem van een eeuwige dronk had, een verslaving aan het escapisme wat dat goedje mij bracht, maar ook in die mannen zag ik een verslaving. Het waren junks. Junks in witte overhemden, peperdure Audi’s en verdronken onnodige luxe. Verslaafden van het geld, een onstilbare honger naar een beloofd succes, een onbereikbare droom die net dichtbij genoeg was om haalbaar te lijken maar net ver genoeg zweefde om in werkelijkheid onbereikbaar te blijven. Op dat moment ervaarde ik een medelijden waarvan ik direct wist dat andere dat waarschijnlijk moesten voelen als ze mij zagen. Ik moest aan Katie denken. Die arme meid. Het werd steeds duidelijker, terwijl mijn brein langzaam zijn helderheid weer terug wist te vinden, dat ik haar door een turbulente en onnodige hel had gesleept. Soms dacht ik eraan om haar op te zoeken, om mijn excuses aan te bieden, maar aan de andere kant wist ik dat mijn woorden haar littekens niet zouden helen. Sterker nog. Ze zouden ze wellicht erger en dieper maken.
Ze had haar keuze gemaakt. De afstand was er met een reden. Het enige wat ik kon doen was mijn shit op orde krijgen en elke avond melancholisch wensen dat onze paden ooit nog eens zouden kruizen en de interactie geverfd zou zijn in een zwangere gloed van hoopvolle verbinding en rooskleurige extase.
Waar was ik überhaupt mee bezig?
Waarom dwaalden mijn gedachtes naar het verleden terwijl ik onderweg was naar een wonderschone potentie van de toekomst?
Er zat een prachtige meid op mij te wachten in een fel rood zomerjurkje die ze met trots naar me had doorgestuurd en waarvan ik niet wist wat ik moest zeggen en het maar ‘’prachtig rood’’ noemde. Katie. Ik moest je verbannen voor de avond. Ook al was ik in jouw stad, je kon eventjes niet voor mij bestaan. Je hield me gevangen in het verleden, herinnerde me aan wie ik was en liet me vergeten wie ik wilde zijn. Ik was anders aan het worden. Althans, dat bleef ik mijzelf aanpraten en beloven. Een dwaas zoals ik moest ook af en toe de verlegen geur van vooruitgang kunnen ruiken, want ook ik was in een junk in een bepaalde vorm.
Verslaafd aan de misère van bestaan.
Geobsedeerd door de prachtige genadeloze rauwheid van het leven.
Maar boven alles, hongerig naar een stel ogen als hoe jij ooit naar mij keek. Bewonderend, vertrouwd en in zekere zin veilig met een lichte toon van afgunst, alsof je me wilde veranderen terwijl je tegelijkertijd wist dat dat niet mogelijk was. Dat maakte me interessant voor jou, maar zorgde ook voor frustratie.
Oh, maar een verloren sukkel zoals ik kan alleen maar hopen dat een stel prachtige parels, zoals jouw ogen, weer eens naar mij zouden kunnen kijken en me woordeloos konden herinneren dat ik in de wereld was en er ook mocht zijn, dat ik gezien werd, niet voor het masker waarmee ik door de straten danste, maar voor de naakte rauwheid en lichtelijke verneukte gedaante die ik was.
Ja, ook ik was een junk. Misschien wel de ergste van allemaal. Ik was niet verslaafd aan jou, maar het idee van jou. Dat beeld wat je nooit helemaal zou kunnen vervullen door mijn onrealistische geromantiseerde verwachtingen. Het was een verslaving van harten, naar jouw hart, met het risico dat als ik het eenmaal in mijn handen had, het niet de intense high zou opleveren waarvan ik droomde, waarmee de droom overschaduwd zou worden door de teleurstelling van de realiteit met jou aan mijn zijde en de hysterische lach van de onheilspellende waarheid tussen ons in.
Oh, misschien was dat ons lot. Misschien was jij een droom die nooit zou moet uitkomen, een verslaving die nooit vervuld zou moeten worden.
Wellicht zou je dat voor mij zijn, mijn lieve Katie, een enigma op afstand, een naar Chloe ruikend mysterie die de touwen van mijn hart in haar handen had. Voor altijd op afstand, voor altijd dichtbij genoeg om naar te verlangen, maar ver genoeg om de droom intact te houden.
Nee. Ik moest je vergeten. Ook al had ik geen idee hoe ik dat voor elkaar zou moeten krijgen, maar ik moest je vergeten. Ook al zochten mijn ogen de straten van Amsterdam af, in de hoop dat ik jou bij toeval zou zien, dat onze ogen als magneten naar elkaar zouden worden toegetrokken op het meest onwaarschijnlijke moment.
Wat deed je toch met me?
Zo lang geleden maakte je een deel uit van mijn leven.
Maar de herinneringen waren alsnog zo vers.
En ik kon zweren
Dat ik eventjes
Door de Amsterdamse straten
De eindeloze menigte
En mijn nog bestaande gevoelens voor jou
Jouw parfum
Eventjes
Kon ruiken
Je kan gewoon direct doorlezen, wist je dat? 8.36 vind je namelijk gewoon hier.
Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.
Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld.
Foto door: Troy Freyee
3 Comments
Comments are closed.