Ben je er nog? Alsjeblieft. Wees er nog. Ik moet je iets vertellen. Ik moet iets kwijt. Ergens wil ik zeggen dat het belangrijk is, maar misschien heeft het voor jou geen waarde. Wel voor mij. Dus wil je luisteren. Alsjeblieft. Luister. Want ik heb niemand die nog wil luisteren.
En een mens heeft een luisterend oor nodig, hoe graag we dit ook willen ontkennen, hoe graag we onszelf ook aanpraten dat isolatie en zelfstandigheid goed voor je is. Fuck dat. De woorden zijn in mij aan het verrotten, de betekenis ebt weg. Ik eb weg. Als ik dit niet ergens kwijt kan, dan ben ik definitief verloren. Dan is mijn point of no return bereikt. Het is belangrijk voor me. Gun me dit, alsjeblieft. Daarna geef ik de leiding aan jou. Dan kunnen we weer terug naar de stilte. Hoe vind je dat klinken?
Hebben we een deal?
Ja?
Zeg niets als je ermee akkoord gaat.
Goed. Daar gaan we. De toekomst. Daar wil ik het met jou over hebben. Toekomstperspectief. De laatste dagen is dat het onderwerp waarover ik nadenk. Het is het thema van deze week. Voornamelijk omdat ik niets beters heb te doen en de witte muur in mijn kamer zijn charme wel is verloren. En als ik heel eerlijk ben, geeft het idee dat ik nog over zulke onderwerpen kan nadenken me een stukje voldoening. Alsof ik toch nog iets uitvoer met mijn leven. Waarom praat niemand hier over? Waarom komt er nooit iemand naar je toe en zegt: ‘’Weet je waar ik aan zat te denken, waar ik mee worstel, de vraag waar ik het allemaal voor doe?’’ Want in werkelijkheid, waar doen we het allemaal voor.
Toen ik iets met Katie had dacht ik alles even op orde te hebben. Ik had een baan, een gezonde relatie, een beste vriend en ik was gemotiveerd. Maar nu heb ik een keer met mijn ogen geknipperd en is alles weg waardoor ik weer opnieuw moet beginnen. In mijn hoofd probeer ik mijzelf zo hard ervan te overtuigen dat het niet mijn eigen schuld is. Dat het pure ongeluk en verkeerde beslissingen waren maar al snel reageer ik op mijzelf. Schreeuw ik in mijn hoofd: ‘’Nee! Nee jongen! Nee! Zo makkelijk kom je er niet van af. Dit is allemaal een creatie van jouw eigen incompetentie. Dit is jouw schuld. Die van jou. Niet van het lot. Niet van de kansen. Dit is allemaal het resultaat van jouw eigen verdomde egoïstische en egocentrische keuzes. Dit verdien je. Hier hoor je. Opgesloten op jouw eigen kamer, zonder daglicht, zonder vrienden en zo alleen dat je maar tegen een fictief stilzwijgend persoon communiceert.’’
Wat de hele grap in dit alles is, als ik er rationeel over nadenk weet ik dat niet alles van deze rotzooi mijn schuld is, maar toch klopt er een schuldgevoel in mijn hart waar ik niet van afkom. Vertel me alsjeblieft dat je dit herkent? Verlos me van de gedachte dat ik de enige ben die dit voelt. Vertel me het alsjeblieft.
Vertel me dat dit niet allemaal mijn schuld is.
Vertel me dat ik dit niet verdien.
Misschien gaat het schuldgevoel dan weg.
Kan je dit nog voor mij doen?
Ik weet dat ik veel van je vraag, maar alsjeblieft, ik heb het nodig.
Hard nodig.
Nee. Blijf lekker stil, joh. Is goed. Ik snap het. Dit is onze dynamiek. Jij vangt mijn woorden op, dat is goed, het is al een hele eer dat je dat voor mij wilt doen. Maar is het erg als ik meer van je vraag? Ga ik nu te ver?
Ik word gek. De depressie neemt me over en je ziet het gebeuren, maar toch blijf je stil. Verdomme. Kan je niet spreken? Of wil je niet spreken?
Wat is er toch met die stilte? Wat in die eeuwige nietigheid van geluiden trekt jou zo erg aan? Kick je erop? Is het een fetisj van je? Je begint me te irriteren en tegelijkertijd geef je me het gevoel alsof ik je niet ken. Maar toch praat ik al een paar weken tegen je.
Wat nou als ik een stilte laat vallen? Moet ik je de ruimte geven? Ben je verlegen? Durf je niet te spreken? Laten we het proberen. Ik geef je de ruimte. Het is oké. Het maakt niet uit wat je zegt. Zolang je maar iets zegt. Het is oké. I won’t judge.
Spreek, verdomme! Doorbreek jouw eigen stilte! Je bent belangrijk voor me maar die stilte…. Die stilte breekt me. Adem een keer luid. Zucht een keer. Lach me uit. Maar laat me niet achter in deze stilte. Ik weet niet of ik het namelijk red om langer in stilte te zitten. Vertel me over jouw dag. Wat voor ontbijt heb je gehad? Hoe voel jij je vandaag? Vertel me een verhaal. Al gaat het over fucking 2-laags wc-papier en je tante haar oninteressante kefhondje. Ik moet gewoon woorden horen in plaats van te spreken.
Zie je niet dat ik breek?
Nee, Bob. Houd op. Het ligt niet aan jou, weet je dat. Het spijt me. Ik worstel gewoon. Ik moet niet boos op je worden. Je bent prima zoals je bent. De stilte heeft ook wel wat. Maar het is de dood. Het is de dood wat mij zo geagiteerd maakt. De laatste tijd denk ik erover na. In de eentonigheid van mijn dagen klinkt de dood toch zo verleidelijk. Ik ben me gaan realiseren dat sterven het makkelijkste is aan het leven. Het enige wat je ervoor nodig hebt is een stel ballen en genoeg hopeloosheid om ervoor te gaan. Sterven is het makkelijkste. Leven, dat is nou het moeilijkste in dit alles. Door blijven gaan en gemotiveerd worden voor een wederopbouw van mijn leven zijn de meest vermoeiende gedachtes die ik heb. Laat staan als ik over ga naar de uitvoering.
Een paar dagen geleden dacht ik dat ik dichtbij was. Doodgaan, niet leven. Ik had een fles wodka in mijn handen en realiseerde me dat als ik genoeg dronk het vanzelf over zou zijn. Eventjes had ik de ballen, zette de fles aan mijn lippen, begon te drinken en te drinken en te drinken. Maar na een poosje kon ik niet meer. Mijn maag kon het niet handelen en het kwam er gelijk weer uit. Ik had niet eens de tijd om naar mijn prullenbak te rennen dus ik liet het maar achter op de vloer. O, wat voelde ik me kut erna. Vooral toen ik de fles bekeek en zag dat ik nog niet eens voorbij de nek van de fles was gekomen.
Dat was het moment dat ik de realisatie kreeg. En de kennis dat een vloer met uitgekotste wodka nogal stinkt, maar vooral het eerste.
Sindsdien denk ik erover na, maar echt actie heb ik niet ondernomen.
Ik blijf doorgaan.
Waarvoor weet ik niet.
Maar ik blijf doorgaan.
Doodgaan lijkt niet meer een realiteit, maar een verre fantasie die op een dag werkelijkheid zal worden. Niet vandaag, niet morgen, niet volgende week, het komt op zijn eigen tempo.
En als die arriveert dan zal ik hem begroeten met een kleine grijns en een geïrriteerde: ‘’Verdomme, het heeft wel lang geduurd.’’