7.28 Het is gek hoe je destructieve gewoontes blijft goedpraten, nog gekker dat ik er elke keer bleef intrappen

Photo by Crille Rask

Scroll this

Na het gesprek ging ik direct naar de Gall&Gall. Ze vertelde me dat ze mij zouden bellen maar ergens wist ik al wat het bericht zou zijn. Ik bleef trillen. Ik bleef zweten. En keek op tegen de terugkomst in Layana’s huis en het feit dat ik haar mijn ervaring zou moeten vertellen. Oh. Ik zag de teleurstelling al in haar ogen. Maar tegelijkertijd bleef ik mijzelf aanpraten dat ik te gehecht aan haar raakte. Damian’s dood had een litteken op mijn onderbewuste achtergelaten die me bleef proberen te overtuigen om alleen de wereld door te gaan.

Want alleen zou ik nooit meer rouw hoeven te ervaren. Als ik alleen was dan zou ik veilig zijn van mijn emoties en zat elke hoop en droom veilig opgesloten in de wereld van mijn gedachtes. Isolatie was het geschenk en andere mensen waren de hel.

Uiteindelijk was dat natuurlijk niet de oplossing, maar soms was het prettig om na te denken om zonder verantwoordelijkheid en verbinding door de wereld te zwerven. Layana was op het werk en ik opende de versgekochte whisky. Het kon geen kwaad om aangeschoten door de dag te gaan. De volgende dag zou ik mezelf weer bezighouden met stap 2, maar nu, nu verdiende ik even een uitvlucht.

Het is gek hoe jij jezelf jouw destructieve gewoontes blijft goedpraten, nog gekker was dat ik er elke keer bleef intrappen.

Na de eerste slok voelde ik me direct beter. De tweede zorgde voor warmte en de derde, oh altijd de derde slok, zorgde ervoor dat ik meer dorst had. Voordat ik het zelf doorhad keek ik met glazige ogen naar de klok. Het was pas 15:00 en ik was wederom weer in de grip van de alcohol. Uit schuldgevoel nam ik maar een glas water, maar het bracht me een misselijk gevoel waardoor ik het maar wegspoelde met nog meer whisky.

Ik zette muziek op, in de hoop dat ik me beter zou voelen. Het werkte. Voor eventjes althans. Maar na enkele nummers begon het eerder als roekeloos geschreeuw aan te voelen dan de zachte, helende klanken waar ik op had gehoopt. Mompelend liep ik door de huiskamer, mijzelf afvragen wat ik moest gaan doen. Het antwoord was schijnbaar meer whisky. Dat was het antwoord op alles die dag.

Hoe los je hongersnood op?

Whisky.

Voel jij je onzeker?

Whisky.

Hoe moet je de liefde van je leven vinden?

Whisky.

Hoe zorg je ervoor dat jij je leven weer op de baan krijgt?

Je raadt het al. Whisky. Glazen, flessen, tonnen vol met whisky. Dat was het heilige antwoord op elke levensvraag.

Al die tijd bleef ik mijzelf aanpraten dat ik niet zwak was maar na elke tegenslag zocht ik toevlucht in die lichtbruine vloeistof met de gedachte dat na het drinken van het tovermiddel alle problemen als sneeuw voor de zon zouden verdwijnen. Dat deed het ook, tot op zekere hoogte. Pas als de volgende dag zou aanbreken, als de whisky mijn lichaam had achtergelaten zouden de problemen me wakker schreeuwen. En plotseling leken ze dan ook groter dan de dag ervoor.

Rond vijf uur zat al bijna de helft van de fles in mijn lichaam. De vermoeidheid had mijn lichaam overgenomen waardoor ik maar besloot om de rest van de middag op de bank te spenderen. Het duurde niet lang totdat ik met het glas in mijn handen wegdommelde.

Slapen met drank in mijn lichaam voelde af en toe als Russische roulette. Het was de dans tussen twee extremen. Geen dromen of de meest levendige, absurde dromen die mijn verknipte hoofd maar kon bedenken.

Het is nutteloos om te zeggen dat het die dag om het tweede ging.

Ik zat aan de kop van een grote eettafel. Het was precies zoals je in een filmscène zou zien. Er lag een fel wit tafellaken over de gehele oppervlakte. In het midden stonden grote, paarse kaarsen die langzaam flikkerden. Er stond ook een vaas tot de rand gevuld met geraniums. Sommige waren aan het afsterven en hadden een diepe zwarte kleur terwijl anderen er springlevend bijstonden.

Aan de andere kant zag ik Damian zitten. Op de helft van zijn gezicht zat de make-up van een clown. De ene kant van zijn lippen waren onhandig besmeurd met rode lippenstift en de linkerhelft van zijn lichaam was in een gekleurd clownspak gehuld. Aan de andere kant droeg hij de helft van een wit overhemd. Zijn haar had dezelfde dualiteit. Fel paars aan de ene kant en rood aan de andere kant.

Voor mij stond een soepbord gevuld met een bruine vloeistof. De geur herkende ik direct. Ik hoefde het niet eens te proeven om te weten hoe het smaakte. Naast mij zat Katie. Ze lachte verlegen naar me maar na enkele seconden viel het me pas op dat een van haar handen minuscuul was. Op de ander had ze allerlei tatoeages in symbolen waarvan ik de betekenis niet begreep. Er stond een half afgebrande kerstmuts op haar hoofd en ze hield een mes, gemaakt uit ivoor, in haar handen.

Ik voelde mijn eigen ogen hangen. Mijn zicht was wazig en in mijn hoofd heerste een duizeligheid. Aan de andere zijde hoorde ik een vrouwelijk stem mijn naam zeggen. ‘’Booooob.’’ Na elke letter ging het trager en trager. ‘’Boo-oooob, Booo-ooooob’’.

Er zat iets onheilspellends in de toon. Een bepaalde absurditeit die me rillingen over mijn hele lichaam gaf. Ik wist mijn lichaam te draaien naar mijn rechterzijde en keek Layana regelrecht aan.

Een van haar ogen had een duffe grijze kleur, alsof alle functionaliteit verloren was gegaan. In de ander was het puur zwart terwijl de kring van haar pupil als een worm leek te bewegen.

Ze legde haar hand op mijn been, een hand die enkele vingers miste en waarop in de plaats een stompje van geroeste ijzeren lepels zat.

‘’Isss er ieeets aan de hand?’’

Vorige post Volgende post