De ogen van Ezra vertelde al genoeg. De slaperige, afwezige en trage blik waarmee hij hopeloos mijn dronken tirade probeerde te volgen. De alcohol had hem volledig overgenomen en diep van binnen wist ik dat de beste keuze was om naar huis te gaan. Maar iets in mij hield dat tegen.
Ik hoorde de slis in mijn eigen spraak maar negeerde het. Constant bleef ik herhalen dat ik herboren was. Elke keer ervaarde ik een shot van adrenaline, alsof ik toch cocaïne had weten te bemachtigen die avond. Maar de werkelijkheid was dat ik te bang was om naar huis te gaan, want ik wist wat er op mij stond te wachten. De eenzaamheid. De stilte. De gedachtes. Oh. De gedachtes. Die wilde ik even niet horen.
Elk blind persoon kon zien dat ik aan het vluchten was. Maar gelukkig sprak niemand er over. Het was de grote olifant in de kroeg die compleet werd genegeerd, maar soms was dat ook nodig. Niet elk moment in ons leven zou een moment van confrontatie moeten zijn. Soms was een avond gewijd aan escapisme juist het beste medicijn.
Slaperig leunde Ezra naar voren en met schuld in mijn ogen keek ik hem aan. Opnieuw nam ik iemand mee in mijn bullshit. Had iemand dronken gemaakt omdat ik zelf te zwak was om nuchter te blijven. Het deed me denken aan de keren dat ik dronken thuiskwam bij Katie. De teleurstelling in haar ogen, de geforceerde vraag hoe mijn avond was geweest terwijl we beiden wisten dat ik ook toen aan het vluchten was. En met dezelfde slis in mijn spraak zou ik haar een onzinverhaal verkopen. Zou af en toe lachen, haar een kus op haar voorhoofd geven wetende dat ik haar gezicht bedroop met mijn escapistische alcohol. Ik zou zeggen dat ik moe was zodat ik zonder een discussie kon gaan slapen. Maar het liefst wilde ik op dat moment mijn hoofd op haar schoot plaatsen, mijn tranen laten gaan en haar vragen of ze kon zeggen dat ik een goed persoon was.
Ook al was ik dat allang niet meer.
Met een zucht wreef ik door mijn gezicht. Mijn zicht was wazig en voor eventjes leek de kroeg te draaien. Ik staarde naar het halfvolle biertje dat voor me stond. Ezra was stilgevallen en de avond leek langzaam tot zijn einde te komen. En ik wist wat er daarna op mij te wachten stond.
Ik dacht. Twijfelde. Mijn gedachtes raasden door mijn hoofd. En het enige wat ik kon concluderen was dat ik het moest uitstellen. De avond moest doorgaan. Ik zou pas gaan slapen als mijn einde nabij zou zijn. Maar Ezra. Die arme, goede jongen. Hij was gesneuveld. De alcohol had hem gesloopt voor de avond. Het enige wat nog op hem stond te wachten was een heftige kater en braaksel. Veel braaksel.
Er was al één relatie vernietigd en nog steeds zat ik daar. Met mijn brandende fakkel rond te zwaaien op zoek naar alles wat ik kapot zou kunnen maken. Niet omdat ik de wereld of de mensen haatte, maar simpelweg mijzelf. Soms leek het alsof ik aan de wereld wilde bewijzen dat ik een stuk stront was, alsof ik zat te wachten op het moment dat ik het stemmetje in mijn hoofd gelijk kon geven.
‘’Zie je wel, Bob. Je had gelijk. Alles wat je aanraakt verneuk je. Jij ziet jouzelf zo, je vrienden zien je zo en nu ziet de wereld jou eindelijk ook zo. Je hebt het gedaan. Het is officieel. Je bent een loser, een waardeloos excuus voor een mens. De gedachte waarvan je zo lang dacht en hoopte dat het maar een product van jouw zelfhaat was blijkt de waarheid te zijn. You did it. Klap voor jezelf. Proost op jezelf. Want je hebt jouw diploma van zelfdestructie in ontvangst mogen nemen. Ben je trots? Zijn jouw ouders eindelijk trots op je? Heb je eindelijk jouw plek in de wereld weten te bemachtigen? Wie wil je bedanken voor deze prachtige prestatie? Damian? Katie? Omdat ze net op tijd het zinkende schip heeft verlaten? Ezra? Omdat hij in je geloofde maar omdat jij te eigenwijs was en je hem wilde bewijzen dat je geen goed persoon bent? Jouw ouders? Zodat je hun fouten als de reden kan gebruiken dat je zo bent geworden? Of jezelf? Omdat je naast alle motiverende woorden uit jouw omgeving, alle zorgen en al het vertrouwen dat je hebt gekregen toch hebt kunnen bewijzen dat je het niet waard was.
Chapeau, mijn jongen.
Chapeau.’’
Waar was ik toch allemaal mee bezig?
Waar kwam toch de drang vandaan om alles wat ik aanraakte te besmeren met mijn afzichtelijke schijt?
Sorry zeggen was niet moeilijk. Het was maar een woord, maar toch kreeg ik het altijd pas te laat uit mijn mond. Een oprecht compliment geven leek onmogelijk.
En daar zat ik dan.
Dronken in een kroeg in een oneindig conflict met mijzelf. Dit kon toch niet de avond van mijn wedergeboorte zijn? Als dit nog langer zou aanhouden, dan zou het een avond van zelfmedelijden worden. Die stem in mijn hoofd moest zwijgen, al was het alleen voor deze avond. Ik moest mijn geboorte vieren. Mijn herintreding in deze wereld. Hierna zou er tijd genoeg zijn om mijzelf een piece of shit te noemen, om te drinken en te vergeten in plaats van te leven.
Ik sloeg plotseling met mijn vlakke hand op de bar. Het deed meer pijn dan ik had verwacht maar het plotselinge geluid was voldoende om Ezra wakker te schudden. Met zijn verwarde, glazige ogen keek hij me aan.
Hij stammelde iets onbegrijpelijks uit waarna ik mijn hand op zijn schouder legde. ‘’Het is tijd om je in bed te stoppen, mijn jongen.’’ Spreken kon hij niet meer dus met neergeslagen ogen knikte hij ongecoördineerd mee.
Ik rekende af. Knikte naar de barman en werd overvallen door deze plotselinge melancholische vredigheid. De avond eindigde en ik wist wat er thuis op mij stond te wachten. Maar het voelde goed om voor de verandering eens diegene te zijn die iemand naar huis bracht in plaats van naar huis gebracht te moeten worden. Het was een klein iets, maar het was een goede keuze.
Misschien vernietigde ik toch niet alles wat ik aanraakte, maar moest ik simpelweg verantwoordelijkheid nemen voor de schade die ik zou maken. Wellicht was dat de volgende stap in mijn wedergeboorte. Verantwoordelijkheid. Mijn fouten in de ogen aankijken en kunnen zeggen: ‘’Ik weet het. I fucked up, maar ik ga het goedmaken. Het gaat gerepareerd worden.’’
Daar moest ik mee beginnen. Reparatie. Verandering. En uiteindelijk zou ik op een dag een leven leiden waar mijn fouten vergeven konden worden. Waarin ik mijzelf hopelijk kon vergeven voor de dingen die ik gedaan had.
En het moest allemaal beginnen bij Ezra. Zet hem thuis af, stop hem in bed, zet een emmer naast zijn bed en zorg dat er water op zijn nachtkastje staat.
Ezra waggelde onhandig de kroeg uit, waardoor ik besloot om mijn arm om hem heen te slaan zodat hij niet op de vloer zou eindigen.
En zo begeleidde ik hem naar buiten.