Het duurde een tijdje voordat Ezra kwam. Ik zat tegen de lantaarnpaal vastgeroest en mijn verlangen naar alcohol groeide met de minuut. Ik was ervan overtuigd dat alcohol mij beter zou laten voelen, dat het mij voor een poosje zou verlichten van de leegheid. Het zelfs zou vullen met gevoel.
Alsof ik weer een mens was.
De auto’s raasden achter mij voorbij en ik voelde de ogen van de inzittenden in mijn rug branden. Maar ik besteedde er geen aandacht aan, het kon mij niet boeien. Nee. Ik had belangrijkere dingen waar ik mij mee bezig moest houden. Zelfmedelijden bijvoorbeeld, het oude vertrouwde zelfmedelijden.
Ik begon steeds meer verloren te raken in de theorie dat ik een slachtoffer was van dit alles. Dat een grotere kracht, God, Allah, Zeus, Odin of het lot iets tegen mij hadden. Voor een moment was ik ervan overtuigd dat ik ze beledigd had, misschien simpelweg door te bestaan, en ze mij koste wat het kost kapot zouden moeten maken.
Ik was nooit religieus opgevoed.
Ik was niet gedoopt.
En ik geloofde zelf nooit in een grotere kracht.
Maar een verloren persoon gaat altijd opzoek naar antwoorden. Als die antwoorden zichzelf niet presenteren, dan gaat hij verder zoeken. Naar iets groters dan diegene zelf is.
Ik had dat ook.
Ooh, want hoe kon ik toch in deze situatie terecht zijn gekomen.
Wat had ik gedaan?
Waar verdiende ik dit aan?
Ooh, wat was het leven toch cruel.
Het moest wel dat iets groters dan de mensheid dit allemaal had gepland. Het moest. Dat zou een verklaring zijn. Voor de zelfmoord, Damian zijn dood en nu de depressie.
Of werd ik gek?
Nee, Bob. Nee! Je bent een slachtoffer. Een gedupeerde van het onbereikbare geluk.
Ik overtuigde mijzelf hiervan. Ik nam mijn slachtofferrol als een lang verwachtte kroon aan en gaf alle controle over de chaos in mijn leven op. Het was niet mijn schuld. Het was de schuld van het grotere geheel. Maar in plaats van tot de conclusie te komen om mijzelf te onderwerpen aan God, Zeus, Allah, Odin of het lot ontstond er frustratie. Woede zelfs.
Een kosmische middelvinger naar het grotere geheel.
Want wie waren zij om mij zo te laten voelen? Simpelweg omdat ik bestond wilde zij dat ik hen zou aanbidden? Fuck hen! Zij wilden dat ik het leven als een gift zou zien, het ultieme cadeau van bestaan maar ik had er nooit om gevraagd! En dan denken zij, dat ze zomaar met mijn leven kunnen spelen!?
Om Damian zijn leven te beëindigen!?
Fuck hen!
Wie waren zij om de touwtjes ongevraagd in hun handen te nemen!?
‘’Bob.’’ Hoorde ik plotseling naast mij.
Ik schrok wakker en zag Ezra naast mij staan. Hij zag er beter uit, zijn kroeshaar leek verzorgder, hij had al zijn stoppels weggeschoren en in zijn ogen zag ik weer iets levendigs.
‘’Hey.’’ Zei ik.
‘’Waar dacht je aan? Je leek nogal verzonken in iets.’’
‘’Ooh,’’ antwoordde ik terwijl ik een sigaret opstak. ‘’Het leven, de dood en de arrogantie in de hemel.’’
‘’Interessant.’’ Ezra ging ondertussen naast mij zitten. ‘’En wat heb je geconcludeerd?’’
‘’Dat ik voorlopig geen kerk meer binnenkom.’’
Met een geamuseerd lachje keek hij mij aan. Ik tikte de as van de sigaret af in het gras en vroeg: ‘’Hoe is het nu met je?’’
‘’Ik kan weer communiceren.’’
‘’Ik hoor het.’’ Zei ik lachend.
‘’Nee maar het gaat op en af. Ik kan er af en toe nog steeds niet met mijn hoofd bij dat hij echt weg is. Soms pak ik mijn telefoon en wil ik hem gaan appen. Pas als ik het gesprek open en het laatste bericht zie dat ik naar hem heb gestuurd komt de realisatie pas dat hij echt weg is.’’
‘’En wat stond er in jouw laatste bericht?’’
‘’Neem bier mee.’’ Zei hij met een sarcastische lach. ‘’Kan je het geloven. Mijn laatste woorden aan mijn beste vriend waren een commando. Niet eens een vraag, maar een commando.’’
Ezra keek eventjes de verte in. Ik vroeg: ‘’En had hij het bier meegenomen?’’ om Ezra uit zijn gedachtes te trekken.
‘’Tuurlijk!’’ schreeuwde hij halfjes uit. ‘’Want zo’n gast was Damian. Je vraagt hem iets en hij deed het zonder vraag. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen met zo’n goed hart als die jongen.’’
Ik knikte bevestigend mee maar hield mijzelf stil.
‘’En jij, Bob? Wat waren jouw laatste woorden aan hem?’’
Met een ironische lach hoopte ik de vraag te kunnen ontwijken maar Ezra zijn blik bleef op mij gevestigd.
‘’Rij veilig.’’ Zuchtte ik met verdriet uit. ‘’Als je het over ironie hebt.’’
Ezra maakte een pijnlijk gezicht.
‘’Dan moet het flink pijn gedaan hebben toen je Kyra haar telefoontje kreeg, of niet?’’
‘’Het doet nog steeds pijn.’’