De volgende dag werd ik wakker in Katie’s bed. De zon scheen door de dunne gordijnen heen en de kamer was bezeten door haar typische geur. Ook al had ik heftige hoofdpijn, proefde ik in mijn mond dat er zeer waarschijnlijk een braakpartij was geweest en kon ik me niet herinneren hoe ik opnieuw in haar good grace was gekomen, maakte dat niets uit. Ik was er weer.
Een verlegen grijns van tevredenheid verscheen op mijn gezicht terwijl ik mijzelf traagjes omhoog hief. Katie was niet meer in de kamer, maar dat was wel vaker het geval. De hoofdpijn werd erger na elke beweging die ik maakte. Met gebrekkige balans probeerde ik op te staan maar door een plotselinge steek van pijn in mijn enkel viel ik met een luidde schreeuw terug op bed.
‘’Verdomme!’’ riep ik. De knal terug op het bed zorgde niet alleen voor veel geluid maar ook dat de hoofdpijn op volle toeren door mijn hoofd marcheerde. Ik wachtte even met opstaan, zuchtte en zette vervolgens alle kracht op mijn goede enkel. Strompelend verliet ik in mijn onderbroek de slaapkamer. Onderweg zocht ik naar mijn kleren en zag mijn broek op de vloer van de badkamer liggen. Ik pakte hem op maar door een plotseling vochtig gevoel liet ik hem vallen en zag dat het grootste deel van mijn voorheen zwarte spijkerbroek was bedekt in drogend braaksel.
In mijn ooghoek zag ik mijn eigen weerkaatsing in de spiegel. Mijn rode tranige ogen, mijn droge bleke huid en de diepe ongezonde wallen trokken voor een ogenblik mijn aandacht. Maar al snel besloot ik dat zij deze dag geen aandacht van mij zouden krijgen. Ik was verdomme weer terug in Katie haar genade.
Het duurde even voordat ik de trap af was. Katie had mijn scheldwoorden al van verre moeten gehoord hebben want elke stap die ik zette was een nare combinatie van de pijn in mijn enkel en hoofd. Toen ik eenmaal de laatste trede had bereikt strompelde ik verder naar de woonkamer. Katie zat met een deken op de bank TV te kijken, maar ze gaf geen aandacht aan mijn entreé.
‘’Hey.’’ Zei ik.
Maar ze bleef stil. Dit was geen goed teken.
‘’Katie.’’ Ze keek op. Haar lippen straalde kilte uit maar in haar ogen leefde een vurige woede. Met een sarcastische: ‘’Oh. Je leeft nog.’’ Zette ze de toon in de kamer. Wat was er die nacht gebeurd?
‘’Waarom zou ik niet leven?’’ reageerde ik luchtig in de hoop dat het de hele situatie zou ontmantelen.
‘’Uehm…’’ Bewust liet ze een stilte vallen. Waarschijnlijk hoopte ze dat ik de herinneringen van de nacht hiervoor plotseling terug zou halen. ‘’Misschien omdat je niet eens meer op jouw eigen benen kon staan, Bob. Misschien omdat je uiteindelijk op jouw rug lag en bijna stikte in jouw eigen braaksel.’’ Haar stem begon fragiel te klinken, alsof ze op het punt stond om te breken. ‘’Misschien omdat Ezra en ik dachten dat je door jouw eigen stupiditeit ook het loodje zou leggen.’’
‘’Wat.’’ Klonk er verward uit mijn mond.
‘’Herinner je je nog iets van gisteren?’’ klonk er plotseling fel uit haar mond.
‘’Ne..eee’’ stammelde ik verward uit. ‘’Wat…. Wat is er gebeurd?’’
‘’Weet ik niet.’’ Begon ze. ‘’Je was de hele avond al stil, maar hoe later het werd hoe meer afwezig je uit jouw ogen keek. Plotseling zakte je door je benen en was je niet meer aanspreekbaar.’’
Ik veegde door mijn gezicht. Zuchtte. Dacht. Twijfelde of ik haar moest vertellen dat ik zeer waarschijnlijk een fout had gemaakt in de dosering. Dat ik misschien te veel alcohol had gedronken voor de drugs. Of misschien te veel in mijn lichaam had. Maar alle twijfel werd weggenomen toen ze de vraag stelde: ‘’Had je iets gebruikt, Bob. Wees eerlijk. Had je drugs op? Want zoiets gebeurt niet zomaar door alcohol.’’
Stilletjes staarde ik voor mij uit en uiteindelijk had ik onbewust een keuze gemaakt. Ik schudde. ‘’Nee.’’ Stotterde ik uit. ‘’Nee, ik had niet gebruikt.’’ Ze keek mij met een strenge blik aan. ‘’Weet je het zeker.’’ Het klonk als een retorische vraag maar toch knikte ik. Als antwoord begon de vurige woede in haar ogen nog harder te branden. ‘’Wat is dat dan!?’’ Woest knikte ze naar de koffietafel waar het plastic zakje lag. Voor een groot gedeelte was het leeg maar er zat nog genoeg in om te herleiden dat het drugs waren.
‘’Deed de alcohol niet meer zijn werk, Bob? Ben je overgestapt naar drugs? Moet ik me zorgen maken dat ik op korte termijn een telefoontje krijg dat je een overdosis hebt genomen of ga jij je leven wijden aan een drugsverslaving!?’’
Gebroken zei ik haar naam maar bleef daarna stil. Het enige wat ik kon doen was naar het zakje staren. Die avond van tevoren leek het zo’n goed idee, maar nu voelde het alsof de grond onder mij was verdwenen. Ik was eindelijk aan het verdrinken. De depressie, de impulsieve ondoordachte keuzes, Damian, de eenzaamheid, de angsten, het escapisme, de nachtmerries. Ik zag ze allemaal aan de rand van het zwembad staan. Juichend, gillend van extase dat de tijd eindelijk daar was. Daar, regelrecht op die bank brak ik. Niet door Katie’s harde toon of de vele vragen, maar door de realisatie dat ik het allemaal niet meer onder controle had. Herinneringen kwamen gebroken bij me terug.
Ik zag hoe Ezra mij moest vasthouden. Hoe ik constant neerviel in mijn eigen braaksel. Hoe Katie met tranen in haar ogen naast het bed stond, hopend dat ik niet in mijn eigen braaksel zou stikken.
Niet alles kwam terug.
Maar wel die momenten.
Het water stond aan mijn lippen en de kracht om te zwemmen was er niet meer. Dus ontspande ik mijn spieren en liet me met een traan in mijn ogen en water in mijn longen meenemen naar bodem.
Naar de plek waar ik hoorde.