Katie gaf mij het biertje. Lachte en verdween vervolgens in de verbale armen van Ezra. Ik wreef gefrustreerd door mijn gezicht. Mijn gedachtes leken op dat moment echter dan ooit en de wereld was simpelweg nog maar een echo. Een stille, vreedzame echo.
Ik had verandering nodig. Een change of scenery. Het kwam goed uit dat ik moest plassen, de wc leek een goede plek om te beginnen. Terwijl ik de deur opende rook ik de geur van de verdwaalde verouderde urine en om de een of andere reden voelde het eventjes als thuiskomen. Ik zette het biertje op de houten rand, ging voor het urinoir staan, wat eigenlijk meer op een voederbak dan een daadwerkelijk urinoir leek, en deed mijn gulp open. Er was niemand anders op de wc, wat alleen maar extra rust gaf aan het geluid van mijn vrijgelaten plas.
Maar plotseling kwam er iemand binnen. De deur knalde hard dicht en ik hoorde onritmische stappen op de goedkope tegelvloer. Ik keek om en zag een jongen met verwilderde bruine haren. Zijn loopje leek ongebalanceerd en door de grote onnatuurlijke stappen die hij zette leek het bijna alsof hij bang was dat op elk moment de zwaartekracht zou stoppen. Hij had een kleine tevreden lach op zijn gezicht maar een glazige afwezige blik in zijn ogen. Het was niet de alcohol die dat had veroorzaakt. Dat wist ik zeker.
Hij kwam naast me staan en begroette mij met een slome: ‘’Hey’’. Nee, het leek meer op een: ‘’Heeey.’’ En terwijl hij begon te plassen stond die verdomde tevreden grijns nog steeds op zijn gezicht. Hij had iets op. En ik wilde wat hij had. Die tevreden grijns.
Ik pakte mijn biertje van de rand terwijl ik nog aan het plassen was, hield hem in mijn ooghoek in de gaten en vroeg uiteindelijk: ‘’Waar komt die grijns vandaan?’’
Verward en vertraagd keek hij op.
‘’Wat?’’
‘’Die grijns op jouw gezicht. Waar komt die vandaan?’’
‘’Ketaaaaaamine.’’ Zei hij sloom maar terwijl hij het uitsprak klonk het echoënd door de wc. ‘’Ketaaaaamine.’’ Fluisterde de muren. ‘’Ketaaamine.’’ Daarna was hij stil en keek mij met dezelfde stomme grijns aan, afwachtend hoe ik erop zou reageren. Alsof hij mij plotseling een wereldgeheim had verteld en wachtte tot mijn brein zou exploderen door de relevatie.
‘’Heb je nog over?’’ vroeg ik terwijl ik mijn broek aan dichtmaken was.
‘’Wat?’’ klonk er log uit zijn mond terwijl hij naar me toe leunde. Zijn ogen hingen en het was duidelijk dat hij heel de situatie niet meer begreep. Dat wilde ik ook. Ik wilde even niets meer begrijpen.
‘’Ketamine.’’ Zei ik. ‘’Heb je nog wat over?’’
Met een kleine ‘’Ah’’ begon hij in zijn broek te graaien. Ondertussen was hij nog steeds aan het plassen en door de bewegingen dacht ik dat hij plassend zou omvallen. Maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan had hij een klein plastic zakje met kristalachtige poeder in zijn hand. Hij gaf me het zakje en ik worstelde om het te openen. Ik had mensen al vaker zien snuiven en kende de naam Ketamine maar wist toen nog niet precies wat het inhield. Maar dat maakte mij op dat moment ook niets uit. Als tiener had ik gezworen dat ik nooit drugs zou gebruiken. Dat was niet gelukt, want de XTC kwam al snel mijn leven in. Toen ging ik over op zweren dat ik nooit ging snuiven, maar van die belofte was na deze avond ook niets meer over. Maar goed. Ik had ook nooit voorspeld om depressief te worden, om iemand voor de trein te zien springen of een dierbare vriend te verliezen aan een auto-ongeluk. Dus wat waren die beloftes van het verleden nou daadwerkelijk nog waard?
Ik wilde me gewoon even beter voelen en die belofte ging ik die avond waarmaken. Uit mijn broekzak pakte ik een sleutel, het was de huissleutel van Katie haar huis. Met een voorzichtige beweging dipte ik de sleutel in het zakje, zorgde dat er een klein hoopje op de punt lag en keek de jongen aan. Zijn afwezige ogen staarden mij bemoedigend aan en in een woeste beweging bracht ik het puntje naar mijn neus en snoof het op.
‘’Nog één.’’ Klonk er mat vanuit zijn kant. ‘’Je moet je neus balanceren. Anders verwaarloos jij jouw andere neusgat.’’ Dus ik deed het opnieuw. Ditmaal stopte ik het kristalachtige poeder in mijn andere neusgat maar terwijl ik het kleine hoopje opsnoof kwam er iemand binnen. Uit schrik prikte ik met de punt van mijn sleutel in de binnenkant van mijn neus.
‘’Kut!’’ schreeuwde ik. Maar de jongen en de persoon die binnenkwam konden het niets interesseren. Het enige wat klonk aan de andere zijde van de kamer was: ‘’Eddie! Eddie! Kom je nog?’’ Ik keek de jongen aan, die reageerde op de naam. Verward stommelde hij weg met zijn grote ongebalanceerde stappen totdat hij verdween in de stank en drukte van de kroeg. Terwijl hij wegliep realiseerde ik me dat ik zijn zakje nog had. ‘’Hey!’’ schreeuwde ik hem na. ‘’Je ketamine!’’ maar ik kreeg geen reactie. De verleiding was groot om gewoonweg in mijn broekzak te stoppen en dat deed ik dan ook. Mijn neusgat begon lichtelijk te bloeden en met de achterkant van mijn hand probeerde ik de sporen te verwijderen.
En terwijl ik twijfelend terug de kroeg inliep kickte de ketamine al lichtelijk in. Plotseling voelde ik me…. rustig. Vredig bijna. Zwevend in de simpliciteit. Het voelde alsof mijn tijd was vertraagd maar dat de wereld op zijn eigen tempo doorging. Tijd passeerde, de sleutel passeerde, de ketamine passeerde door mijn bloed, door mijn lichaam, door mijn tijd. Na elke seconde begon mijn lichaam steeds zwaarder aan te voelen. Mijn benen had ik steeds minder onder controle waardoor ik elke stap die ik van plan was om te zetten helemaal moest uitdenken.
Uiteindelijk werd ik overvallen door de simpelheid van de verwarde grijns. Katie en Ezra stonden voor mij, nog steeds gevangen in hun oneindig durende gesprek, maar ditmaal trok ik me er niets van aan. Ik kon het gesprek niet eens volgen. Het voelde goed. Ik was voor eventjes zorgeloos in de kroeg. Een tevreden observator van de avond.
Dus ik ging door. Nam bij. Wilde dat de simpelheid zou blijven aanhouden. Dat dit gevoel zou blijven aanhouden. Totdat het allemaal zo simpel was, dat complexiteit een mythe leek van een andere tijd.