In stilte keek naar mijn glas bier. De gele vloeistof leek voor een klein ogenblik het meest transparante in de hele kroeg. Op de achtergrond klonken de woorden van Katie en Ezra. Zij hadden het tenminste naar hun zin. Ik luisterde niet naar de betekenis van hun spraak maar aan de toon van hun stemmen te horen vermaakten zij zichzelf.
Wij zaten met zijn drieën aan een tafel in de Underdog. Op de achtergrond klonk zachtjes rockmuziek maar ook de muziek kon ik geen aandacht schenken. Het enige waar ik aan kon denken was het feit dat ook Kyra was vertrokken. Nog een dierbaar persoon verloren uit het oog. Om de situatie alleen maar vreemder te maken had ik toegezegd om mee de kroeg in te gaan. Nu zat ik aan een tafel met twee personen waar ik op het moment niet de beste relatie mee had. Katie, mijn lieve Katie, waarmee ik een relatie op losse schroeven had. De afstand die wij hadden afgesproken leek zich ook deze avond voort te zetten. Ze gaf mij geen aandacht. Gunde mij geen enkel woord en had alleen maar oog voor Ezra.
En Ezra. De jongen met de lange zwarte haren en zijn glimmende lichtbruine huid, die ik leerde kennen als een sprakeloos lichaam, haalde de stilte in met een overvloed van hard lachen en schijnbaar amuserende anekdotes. Katie leek zich vooral daaraan te vermaken. Ze lachte. Constant stonden haar lippen in een blije formatie waarvan ik zeker wist dat ik die voor een lange tijd niet meer had gezien.
Maar dat was een zorg voor later. Onze relatie was een zorg voor later. Hoe pijnlijk het ook was. Mijn enige zorg voor die avond was om mijzelf te bezatten in stilte en te hopen dat ik de wc van mijn ouders niet onder zou braken. Maar ook dat zou goed komen.
Om de vijftien minuten excuseerde ik mijzelf van de tafel. Op het begin gebruikte ik nog de volledige zin: ‘’Ik ga roken.’’ Maar hoe meer bier erin ging en hoe meer sigaretten passeerde, hoe verder het werd het verkleind naar: ‘’Roken.’’ En uiteindelijk geen woorden meer. Telkens hoopte ik dat de kleine adempauze met een sigaret me beter zou laten voelen. Maar ook dat was een hopeloze illusie van de avond. Tussen de halfdronken mensen in begon ik mijzelf alleen maar misplaatst te voelen.
Ik dacht erover na om naar huis te gaan maar stelde dan de vraag wat er thuis op mij zat te wachten en besloot dat ik maar beter mijn tijd in de kroeg kon uitzitten. De alcohol deed die avond ook niet meer zijn gewenste taak. Het bier voelde ik wel door mijn aderen stromen maar echt een effect had het niet.
Met een zucht gooide ik mijn sigaret op de grond, pakte mijn pilsje en liep terug naar binnen. Van een afstand zag ik de blik in Katie haar ogen. Ze had die blik. Het flirterige verlangen naar de aandacht van een bepaald persoon. In de bloei van onze kleine romance was ik de persoon die werd gezegend met die specifieke blik, maar deze avond was het Ezra.
De jaloezie keerde weer terug. De eenzaamheid keerde weer terug. De angst dat ik haar ditmaal echt verloor voelde als uitgekomen. Maar er veranderde iets in mijn gedachtes. De lach op haar gezicht, de terugkeer van haar verlangende blik, de manier waarop ze met haar haren speelde. Ze was sinds een lange tijd weer het meisje wat niet was beïnvloed door de zuurheid van mijn leven. Ze leek weer zichzelf. De Katie die ze was en wilde zijn.
Misschien moest ik de jaloezie loslaten, de angst om haar te verliezen bestrijden en de eenzaamheid gewoon overleven. Want ze was weer blij. Zover ik Ezra kende was hij een goede jongen, hij had wat persoonlijkheidstrekjes van Damian. Hij zou goed voor haar zijn, hij zou haar verdienen. Dus misschien moest ik haar echt loslaten. Haar plannen om te verhuizen naar Amsterdam waren al gesmeed, we hadden al afstand, misschien was het nu mijn beurt om mijn hand teder te openen en haar te laten gaan.
Wellicht zou het goed voor ons beiden zijn. Eenzaamheid zou de medicatie kunnen zijn die ik nodig had. Een tijdelijke sociale bevrijding van vrienden en liefde zodat ik mijn eigen shit op orde zou kunnen krijgen. Ik had Damian al losgelaten, Kyra had ik die dag ook los moeten laten, misschien zou Katie de volgende zijn. De stap naar een nieuwe start, een open start van de volgende fase van mijn leven.
Verdomme, nee Bob. Nee. Ik moest niet de route van de isolatie inslaan. Hoewel het leven op die manier een stuk makkelijker leek was het ook een one-way ticket naar permanente eenzaamheid. Katie zag iets in mijn ogen op het moment dat ik ging zitten. Was het de paniek, de angst, de worsteling, de onbeantwoorde vragen of was het een stukje medelijden dat ze wilde tonen? Het maakte niet uit. Want toen ik mijn bierglas in mijn hand nam voelde ik plotseling de warmte van haar vingers verstrengeld om mijn arm. Ik keek op. Ze lachte. Ik reageerde met een gemaakte grijns maar voordat ik het wist werd haar aandacht weer teruggeplaatst in het gesprek met Ezra.
Met een zucht leunde ik naar achter en begon te denken over het verleden. Het verleden met Damian om precies te zijn. De avonden dat wij tegenover de straat zaten, met een bijna euforische sluier over onze gezichten heen terwijl we zonder zorgen konden drinken. Die avonden waren de tijden dat ik echt nog in het moment wist te komen, zonder dat het voelde of de toekomst en het verleden mij als jachthonden op de hielen zaten. Het was simpel. Wat wilde ik dat toch graag weer, simpliciteit.
Wat wilde ik graag opnieuw beginnen.
Maar toch zat ik daar nog steeds, in de kroeg met Ezra en Katie. Al ruim een aantal maanden na Damian zijn dood, een depressie in mijn hoofd, een manifesterende eenzaamheid en de vraag hoe ik nu verder moest. Of ik nog verder moest gaan.
Ik wilde huilen daar in die kroeg, maar toch hield mijn eigen mannelijke ego mij tegen. Ik wilde het schreeuwen door de kroeg: ‘’Hoe moet ik verder!? Vertel het me! Hoe ga jij verder? Ja, jij daar. Met je onnodig dure merkkleding en vettige haren. Hoe doe je het? Hoe drink jij dat biertje met plezier? Heb ik iets gemist!? Hebben jullie allemaal les gehad in verder gaan waarbij ik me had verslapen!? Geef me jouw notities, geef me een samenvatting, geef me iets waarmee ik verder kan!’’
Mijn hart huilde op dat moment. Ik wist niet of dat iets betekende. Het maakte ook niet uit. Want ik was een tikkende tijdbom. Die avond ging er iets gebeuren. Ik voelde het aan. Misschien ging ik toch huilen. Kon ik eindelijk al die fucked up emoties uiten. Wellicht ging ik vechten, zou ik morgen met een blauw oog en gekneusde ribben wakker worden. Of deze avond zou mijn einde kunnen worden, dat mijn roekeloze dronken fietsgedrag toch eindelijk zijn tol ging eisen.
Ik wist het niet.
Nog niet.
Maar zoals altijd, was ik nederig op de tijd aan het wachten om te kijken wat hij ditmaal voor mij in petto had.