Er stonden geen meubels meer in het appartement, maar het stond vol met mensen. Iedereen was er voor Kyra. Op het begin voelde de sfeer aan als een normaal feestje maar langzaamaan kwam er een sluier van melancholie overheen. Iedereen wist van de situatie, waarom ze wegging, maar niemand sprak erover.
Katie was er ook. Toen ze van Kyra hoorde dat ze wegging reageerde ze rustiger dan ik had verwacht. Er kroop een bescheiden verdriet in haar ogen maar ook Katie begreep waarom ze weg moest. Toen Kyra naar huis was vertrokken vroeg Katie aan mij of ik het al wist. Waarop ik stilzwijgend knikte. Voor een moment had ik verwacht dat ze boos op mij zou worden. Nadenkend keek ze mij aan, waardoor ik de stilte verbrak en verklaarde: ‘’Kyra wilde het jou zelf vertellen. Het zou niet kloppen als je het van mij moest horen.’’
Als reactie kneep ze zachtjes in mijn hand, ging zitten en keek melancholisch voor zich uit. Ook Katie moest haar beste vriendin gedag zeggen, ik kende het gevoel, ik kende de pijn en de angst voor eenzaamheid.
Maar al die gevoelens die ik toen in haar zag waren op het feestje verdwenen. Lachend stond ze bij Brit en Kyra. Enthousiast en actief als ze altijd was met haar beeldschone ogen creëerde ze haar eigen plezier. Die avond had ze mij niet nodig. Met een biertje in mijn handen stond ik alleen op het balkon. In mijn eigen stilte observeerde ik alle mensen die er waren. Ik nam elke beweging in mij op, in de hoop dat ik het nare gevoel, wat mij die avond wist te overmeesteren, van mij af kon schudden.
Om weer te drinken in het appartement nam herinneringen met zich mee. Herinneringen aan Damian, die ik al gedag had moeten zeggen. Zoete herinneringen, gedachtes van simpelere en betere tijden. Nu stond ik hier weer opnieuw, maar ditmaal zonder Damian en straks zou Kyra ook voorlopig uit mijn leven verdwijnen. Katie begon ook steeds verder van mij af te staan. Ik had haar beloofd dat ik zou veranderen, dat ik hulp zou zoeken. Maar dat had ik dat nog steeds niet gedaan. Ik dronk nog steeds. Ik probeerde er wel op te letten, maar de vlucht leek altijd beter dan nuchter de tijd door te moeten komen.
Na elk biertje bewoog Katie steeds verder van mij af. Elke slok die ik nam was tegelijkertijd een slok van schuldgevoel. Katie hoopte ergens dat ik deze avond nuchter zou doorbrengen. Dat had ze ook gezegd. Maar bij binnenkomst had ik binnen no-time twee bier achter mijn kiezen. Schuldgevoel stroomde samen met de alcohol door mijn aderen. Ik wist zo fucking goed dat ik niet moest drinken, maar toch bleef ik het doen.
De alcohol begon steeds slechter aan te voelen. Mijn tolerantie was inmiddels al torenhoog, maar dat was niet de reden. Het was Katie. Haar constante teleurgestelde blik op het flesje bier verpeste het. Mijn eigen zelfhaat die bij elke slok mijn eigen zwakte benadrukte verpeste het. Maar waarom bleef ik dan doorgaan met drinken?
Dat was zelfs voor mij onduidelijk.
Ik voelde de gevolgen van al het drinken aan mijn lichaam, ik wist dat mijn relatie daardoor nog verder op losse schroeven kwam te staan, maar ik bleef het doen. Ik had de vlucht nodig. Ik had het gevoel nodig. Want nuchter zijn, dat was in die periode een vloek. Het was niet dat ik me verdrietig voelde als ik nuchter was, ik voelde geen pijn, ik voelde geen eenzaamheid, geen woede, geen schaamte. Als ik nuchter was, was er ook geen gevoel. Het was bijna alsof ik geen mens meer was en ik voelde me liever kut door verdriet, door pijn of schaamte dan dat ik niets meer voelde.
Want dan had ik nog een stukje van mijn menselijkheid.
Ook al zou dat kleine stukje menselijkheid mij alles gaan kosten wat mij lief was.
Met een sigaret tussen mijn lippen draaide ik om, leunde tegen de reling en begon in de verte te kijken. Ergens wist ik dat het beter voor Katie zou zijn als onze relatie zou stoppen. Ik was niet goed voor haar. Met mij zou ze geen geluk gaan vinden, alleen een oneindige storm van onnodige bullshit, wat haar meer pijn zou doen dan mijzelf. Zij wilde de white picket fence droom, maar die kon ik haar niet geven. Het enige wat ik haar in die periode kon geven waren lege woorden vol hoop en affectie, maar dat had slechts voor een poosje waarde.
In mijn hoofd had ik al talloze keren gedag tegen haar gezegd. De brief die ik voor haar had geschreven had ik haar niet gegeven. Maar toch was ze nog steeds bij mij. Ook al hadden wij het er zelden over, haar acties spraken hoe toegewijd ze was. Ze wilde het tot het bittere eind uitzitten met mij, maar ze had geen idee hoe bitter het einde zou worden.
Voordat ik het zelf doorhad was de sigaret op, ik nam een slok van het biertje en hoorde hoe ondertussen de balkondeur werd opengeschoven. Zonder te kijken wie het was zag ik in mijn ooghoek twee ellenbogen verschijnen.
Het was voor een ogenblik stil totdat Ezra zijn stem naast mij klonk.
‘’Ik had nooit gedacht dat jij de jongen zou zijn die zichzelf zou afsluiten op een feestje.’’
Ik haalde mijn schouders op.
‘’Het voelt ook niet bepaald als een avond dat er echt iets te vieren is, toch?’’
Als reactie zette hij een nieuw biertje voor mijn neus.
‘’Ik dacht dat je deze wel kon gebruiken.’’
Ingetogen lachte ik een keer naar hem, dronk mijn biertje op en pakte de nieuwe. Daarnaast werden de woorden ingehouden en staarde wij beiden in de nietigheid van de Eindhovense skyline. Maar uiteindelijk kon ik de stilte niet meer uitstaan.
‘’Heeft Kyra jou gestuurd?’’
Ezra keek verrast op.
‘’Nee.’’
‘’Zeker?’’
‘’Waarom?’’
‘’Omdat het me niets zou verbazen?’’
‘’Wat is het toch met jou en mensen niet toelaten in jouw leven?’’ klonk er geïrriteerd van zijn kant.
‘’Misschien ben ik voldaan met de mensen die nu in mijn leven zijn? Misschien heb ik geen zin om over shit te praten en geniet ik van de isolatie en de stilte? Misschien ben ik beter af alleen?’’
‘’Ik denk eerder dat jij je op een foute manier probeert te beschermen. Damian zijn dood heeft jou aardig geraakt van wat ik heb gehoord. Dus je brein heeft maar bedacht dat wanneer je niemand meer toelaat in je leven dat je ook niemand meer kan verliezen.’’
Ik lachte.
‘’Je weet helemaal niets van mij.’’
Ondertussen begon Ezra’s nieuwsgierigheid, bezorgdheid of wat het ook mocht zijn mij te irriteren.
‘’Waarom kan je mij niet gewoon met rust laten, Ezra?’’
‘’Omdat, naast jouw oneindige zelfmedelijden, je me wel een goede gast lijkt. Je zit gewoon in een kut periode.’’
Uit frustratie stak ik een nieuwe sigaret op en besloot er niet meer op in te gaan.
‘’Ik weet dat je bang bent om Katie kwijt te raken.’’ Vulde hij na een stilte aan. ‘’Het is overduidelijk. De manier waarop je haar aan het aankijken was, de bijna hopeloze blik in je ogen.’’
‘’Als ze weggaat, dan gaat ze weg.’’ Zei ik eerder in een poging om mijzelf daarvan te overtuigen dan Ezra.
‘’Bob.’’ Zei hij met een nog serieuzere toon. ‘’Serieus, het is niet slecht om je angsten uit te spreken. Om toe te geven dat je bang bent.’’
‘’Dat doe ik ook.’’ Antwoordde ik met een eigenwijze toon. ‘’Maar dat is simpelweg nu niet het geval.’’
Met een ‘’Oké’’ legde hij de discussie neer, keek vluchtig een keer naar Katie en sloot aan bij de stilte die ik zo hard nodig had. Hij had gelijk. Ik was bang. Ik was angstig. Maar ik kon het niet toegeven. Ik mocht het niet uitspreken.
Waarom, wist ik niet.
Het enige dat ik wist is dat wanneer ik het uitsprak het echt werd. Het geen virus van mijn brein meer zou zijn maar zou promoveren tot een potentiële werkelijkheid.
En dat was onverteerbaar voor mij.