In stilte liepen wij door de kille gangen van het ziekenhuis. Het was overduidelijk dat de vader van Damian hier al een paar uur was. Zonder een moment van twijfel begeleidde hij ons door het doolhof van leven en dood. Tijdens de wandeling van enkele minuten werd het steeds duidelijker dat wij hadden verloren.
We hadden iets verloren.
Hij een zoon.
Ik een vriend.
Maar op een of andere manier probeerde we beide het hopeloze laatste gevecht aan te gaan. Het gevecht tegen de realiteit, tegen de dood en voornamelijk tegen ons eigen verdriet. Het was de eerste keer dat ik de vader van Damian zag maar tegelijkertijd had ik door de situatie direct een band met hem.
Ik was een vriend van Damian, dus in deze situatie was ik een vriend van hem. Samen zaten wij in het team tegen de dood, magere hein en de oneerlijkheid. Af en toe keek hij mij aan, waarop ik direct terugkeek. Zijn ogen zagen er normaal uit. Vermoeidheid hing als een sluier over hem heen maar zijn verdriet was nergens te bekennen. Alsof hij zijn emoties nog niet wilde prijsgeven.
Het was pas toen wij bij Damian zijn kamer aankwamen dat hij iets zei. Hij wees naar een kamer recht voor ons en door de ramen heen zag ik Damian liggen.
Hij had een grote slang in zijn mond en er was allerlei apparatuur aan hem verbonden. Door de ruiten hoorde ik het eenzame gepiep van een hartmonitor. Woordeloos ging ik voor de glazen wand staan en staarde naar Damian.
Daar lag hij dan.
Een paar meter van mij vandaan.
Kunstmatig in leven gehouden.
En nog steeds…
Nog steeds kon ik het niet geloven.
Het was allemaal nog zo surreëel. Het klopte niet, het was onlogisch. De vader kwam naast mij staan en ook hij staarde onwetend en hopeloos naar het lichaam van Damian.
‘’Hij was bijna thuis.’’ Zuchtte hij plotseling uit. ‘’Bijna.’’ Herhaalde hij. ‘’Ongelofelijk.’’
Ik keek hem aan maar wist niet wat ik tegen hem moest zeggen.
‘’Heeft hij nog enige kans?’’ vroeg ik plotseling. De trillende woorden kwamen gebroken uit mijn keel maar toch, herkende ik in mezelf enige rust.
Snel schudde de vader nee.
‘’Ze gaan morgen kijken of hij nog zelfstandig kan ademen.’’ Antwoordde hij met dezelfde kalme stem. ‘’En mocht het niet zo zijn, dan gaan ze kijken welke organen hij kan doneren.’’
‘’Organen doneren!?’’ vroeg ik geschrokken.
‘’Waarschijnlijk zijn hart, longen en nieren maar het kan meer zijn.’’ Nog steeds staarde de vader naar Damian. ‘’Of minder.’’ Voegde hij snel toe. Ondertussen klonken er zachte voetstappen door de gang. Ik keek haastig op en zag Kyra naar ons toelopen. Haar ogen waren omringd met sporen van tranen en ze trilde lichtjes.
Ik liep naar haar toe maar voordat ik iets kon zeggen ontving ik een stevige omhelsing. Ze drukte haar hoofd hard tegen mijn schouder aan en begon te snikken. Ik legde mijn hand op haar rug en zei niets.
Wederom had ik geen woorden voor de gehele situatie.
Alleen verdriet.
Verwarring.
En onbegrip.
Het enige wat ik uit mijn mond wist te krijgen was een fluisterende: ‘’Sorry.’’.
Het was een raar moment, een ingewikkeld moment. Terwijl de tranen van Kyra zich nestelde in de naden van mijn jas, werd alles met elke seconde realistischer. Vooral toen Kyra zich verloste van mijn lichaam en de kamer inliep. Ik volgde haar.
De kamer waarin Damian lag stond vol met apparatuur. De standaard klinische ziekenhuis feel was plotseling sterk aanwezig maar daar had ik geen aandacht voor. Eigenlijk had ik nergens aandacht voor. Niet voor de verpleger die met de apparatuur aan het spelen was. Of de hele aankleding van de kamer.
Kyra ging op het bed liggen en kroelde tegen Damian aan, ondertussen ging ik op een stoel zitten die naast het bed stond. Ook al waren er meerdere mensen in de kamer, het enige geluid wat er klonk kwam van de apparatuur die Damian in leven hield.
Ik bleef naar Damian staren. Zijn borstkas bewoog ritmisch met de machines mee en toen ik mijn hand erop legde voelde ik zijn hart nog kloppen. Het hele idee dat hij dood was werd plotseling nog onwerkelijker. Dat kleine stukje realiteit wat Kyra mij zojuist had gegeven was weer verdwenen als sneeuw voor de zon.
Damian lag voor mij. Hij ademde nog, zijn hart klopte. Hoe kon hij dood zijn. Hoe!?
Langzaam maar zeker ging iedereen de kamer uit totdat ik alleen met Damian overbleef. Toen de deur eenmaal dichtging kwam de klap.
Toen brak ik.
Op dat moment kon ik pas mijn tranen loslaten.
En het er waren er veel.
Uit hopeloosheid pakte ik zijn arm vast maar voelde niet dezelfde warmte die ik van een menselijk lichaam was gewend. Tegelijkertijd vlogen er een tal van gedachtes door mijn hoofd. Er was nog zoveel dat ik tegen Damian wilde zeggen maar het enige wat ik kon fluisteren was:
‘’We maakte maar een grapje. Een grapje Damian. We meende het niet dat een van ons in het ziekenhuis zou belandden.’’
2 Comments
Comments are closed.