5.26 Hoor je mijn woorden nog? Zie je mijn tranen? Weet je dat ik van jou hield?

Photo by Michelle van Dijk

Scroll this

Dronken liep ik langs de snelweg tot ik de sporen zag van Damian zijn ongeluk. Met een sigaret tussen mijn lippen raasden de auto’s langs mij af. Sommige flikkerde fel met hun lampen om aan te geven dat ik niet op de weg moest lopen. Maar ik kon me er op dat moment weinig zorgen om maken. Uiteindelijk stopte ik met lopen toen ik een gebogen lantaarnpaal zag. Het was geen normale lantaarnpaal maar een lage, die op ooghoogte van de automobilisten scheen.  

Verschillende mensen hadden al tegen mij gezegd dat die lampen wellicht deels de reden waren dat Damian was verongelukt, maar ik kon dat niet geloven.  

Ik keek naar de kleine paal. Nam een hijs van mijn sigaret en keek weer op naar de snelweg. Er lag een lang, dun grasperkje tussen de banen van de snelweg en vanaf de lamp zag ik bandensporen lopen. Plotseling kreeg ik een levendige visualisatie van het ongeluk.  

Hoe Damian de berm in reed. 

Wakker werd. 

Corrigeerde. 

Voor een klein moment spookreed. 

De heuvel afreed, 

Woest een zich een weg baande door de bosjes en bomen. 

En uiteindelijk stopte met gesloten ogen en schrammen op zijn gezicht. 

Mijn handen begonnen te trillen en mijn benen voelden plots zwakjes aan, waardoor ik met razende ademhaling tegen de lamp aan ging zitten. Vanaf daar zag ik de eerst nog verstopte auto-onderdelen die Damian was verloren. 

Heel de situatie was te intens om er goed mee te kunnen omgaan. De minuten vlogen voorbij terwijl ik wezenloos voor me uitstaarde. In de achtergrond van mijn zicht zag ik de rest van de groep stilletjes in een cirkel staan. Ik stak nog een sigaret op, zoekend naar woorden om over na te denken maar niet veel later besloot ik om toch terug te gaan. 

Terwijl ik opstond merkte ik dat de alcohol zijn kracht aan het verliezen was. Als reactie daarop nam ik opnieuw een grote slok en realiseerde me dat de fles al bijna leeg was. Onhandig en ongebalanceerd liep ik, al scheldend in stapvoets tempo van de heuvel af met de diepgewortelde angst dat ik opnieuw een val zou maken. 

Mijn emoties waren verdoofd maar mijn hart raasde alle kanten op. Mijn hart deed pijn, verlangde naar eenzaamheid maar tegelijkertijd naar de tederheid van verwarmende woorden. Ik wilde Katie tegen mij aan hebben maar op hetzelfde moment wilde ik mijn zwaktes ook niet aan haar laten zien. Ik wilde Kyra vertellen dat alles goed zou komen terwijl ik merkte dat ik zelf al op het gladde, dunne ijs van de onvoorspelbaarheid stond.  

En ik wilde Damian vertellen dat ik van hem hield, ook al wist ik dat hij mijn laatste woorden al had gehoord.  

Chaos en waanzin stonden aan mijn deur te kloppen, maar ik had te weinig kracht om de deur te openen, dus nu lag ik te wachten tot zij met al hun kracht de deur open zouden breken. Dit was pas het begin van alles, van mijn verhaal maar het voelde zeker al als het einde. 

Misschien was het de donkere dagen en de alcohol die mij hieraan lieten denken, maar al snel zou ik ervaren dat alles daadwerkelijk zou gaan veranderen. 

Maar ik loop op de feiten vooruit. 

Dronken strompelde ik naar de rest van de groep toe. Katie keek mij bezorgd en vol anticipatie aan toen ze mij hoorde schelden. Waarschijnlijk wist ze niet meer goed waar toe ik in staat was en ik merkte nog een klein beetje woede in haar blik. Maar deze werd al snel bedekt door de rauwe emoties van het verlies. 

Zonder enige waarschuwing omhelsde ik Katie. Door de onverwachte knuffel verloor Katie haar balans en viel bijna om. 

‘’Bob. Je bent echt dronken.’’ 

Ik legde mijn hoofd op haar schouder en fluisterde: ‘’Dat weet ik.’’ 

‘’En is dihet nou waard om dronken te zijn, om jouw emoties te verdoven?’’ 

‘’Nee.’’ Zuchtte ik uit terwijl ik mijn hoofd op haar schouder schudde. ‘’Totaal niet. Maar kunnen wij deze discussie alsjeblieft morgen hebben?’’ 

Ze beantwoordde mijn vraag met stilte maar legde haar hand op mijn hoofd wat al voldoende bevestiging was.  

‘’Katie.’’ Zei ik met gesloten ogen. 

‘’Wat is er?’’ 

‘’Kan ik vanavond bij jou slapen?’’ 

Ze lachte sarcastisch. Ik wist dat ze een gevatte opmerking had maar om de een of andere reden hield zij het voor zich. In de plaats daarvan zei ze: ‘’Dat zou fijn zijn.’’ En streelde nogmaals over mijn hoofd. 

Niet veel later ging ik met Katie naar huis en lag al snel weer in haar bed dat nog vaagjes als mijn tweede huis aanvoelde. Ze kroop tegen mij aan en haar lichaamstaal gaf duidelijk aan dat ze wilde knuffelen. 

En ik wilde dat ook. 

Ik lag enkele uren wakker in haar bed met de verdrietige sfeer als een sluier over ons heen. Wij waren beide verslagen, gebroken en overduidelijk opzoek naar enige vorm van verlossing.  

Voor mij was het die avond alcohol. 

Voor Katie was het slaap. 

Vorige post Volgende post