Het getoeter en geschreeuw bekleedde de straten van Vaartbroek met een verrassend komisch gezicht. Met alle kracht die ik in mijn benen had trapte ik op de fietspedalen terwijl de koplampen van de auto in mijn rug branden.
De man zat mij al ongeveer vijf minuten achterna en ik had al meerdere kansen gehad om hem af te schudden. Maar om de een of andere reden wilde ik doorgaan.
Ik wilde zien hoe het zou eindigen en hoe ver ik kon gaan.
Hij had hetzelfde.
De man had al meerdere kansen gehad om mij aan te rijden, af te snijden of van de weg te duwen maar hij bleef als een trouwe volger schreeuwend en toeterend achter mij aan rijden. Terwijl ik zijn schoen als een relikwie vasthield.
Wij zaten samen in deze vage, onlogische situatie en hadden daar beide onze redenen voor.
In de chaos realiseerde ik me dat ik niet zozeer voor de man aan het vluchten was. Nee. Het lag dieper dan dat. Een stuk dieper. Want terwijl de auto mij aan het volgen was, volgde daarachter nog iets. Iets donkerders wat altijd al aanwezig was geweest maar waarvan ik mij het bestaan ontkende.
Zelfs op dat moment ontkende ik het.
Maar het ging mij inhalen.
Ik zou er oog in oog mee komen te staan.
Maar dat was pas later.
Na een kwartier te hebben gefietst begon ik mij af te vragen waar ik allemaal mee bezig was. Ik moest naar Katie toe. Zij zat op mij te wachten. Ze had mij nodig. Ik begon te twijfelen of ik niet beter kon stoppen, de schoen teruggeven en vervolgens naar Katie gaan maar daar zat geen plezier in. Daarom fietste ik met alle kracht het eerstvolgende steegje in. Ik hoorde de man woest op de rem trappen en uitstappen. Nu klonk er enkel nog maar het vage, boze geschreeuw door de straten van Eindhoven.
Ik trok me er niets van aan en bleef stug doorfietsen. Ik ging van het ene steegje naar het andere totdat ik zelf niet meer wist waar the fuck ik eigenlijk was. Mijn telefoon zat al uren zonder stroom, dus ik was overgelaten aan mijn eigen richtingsgevoel. Het geschreeuw was ondertussen gestopt maar de waanzin was verre van voorbij.
Terwijl ik met een traag tempo door willekeurige straten fietste kwam ik langzaam weer terug op aarde. De afleiding was weg en Damian schoot gelijk weer door mijn hoofd. Gepaard met de twijfel en het bijtende schuldgevoel.
Ik zat te diep in heel deze situatie verstrengeld. Het was veel te groot om er alleen mee te kunnen dealen. Mijn gedachten begonnen met mij te spelen en ik kwam vast te zitten in een gevaarlijke neerwaartse spiraal. Als reactie daarop begon ik weer op volle kracht te fietsen om mijzelf nog enig gevoel van vluchten te geven.
Het sloeg helemaal nergens op.
Het was onlogisch en irrationeel.
Maar héél de avond was al verkleed in dit thema.
Het enige wat het snelle fietsen mij bracht was weer enig gevoel van richting. Al snel kwam ik uit in de buurt van Woensel en binnen tien minuten stond ik dan eindelijk voor Katie haar deur.
Er brandde geen enkele lamp in het huis en ik vreesde dat Katie al aan het slapen was. Het was ondertussen ook al half 8 ’s ochtends. Ik drukte de bel in en stak een sigaret op. Na een minuut gebeurde er nog steeds niets dus belde ik nog een keer.
Niet veel later klonk er een zacht gerommel in het huis en een paar seconden later stond Katie in haar pyjama voor de deur.
Met een blik vol spijt keek ze mij aan.
Toen zag ze de sigaret.
En toen keek ze mij weer in de ogen.
‘’Hey.’’ Zei ik met een zachte maar gebroken stem.
‘’Bobje.’’ Zei ze terwijl ze mij plotseling omhelsde. ‘’Bobje toch.’’
Ik legde mijn hoofd op haar schouder en zuchtte diep.
‘’Hoe gaat het met je?’’
‘’Weet ik niet, Katie. Ik weet het oprecht niet.’’
Ze bevrijdde zichzelf van de omhelzing en keek mij bezorgd aan.
‘’Je ziet er moe uit. Écht moe.’’
Ik wilde met mijn linkerhand achter mijn oor krabben maar toen realiseerde ik me dat ik nog steeds de schoen vasthad. Versuft keek ik naar de schoen terwijl Katie mij vragend aankeek.
‘’Hoe kom je aan die schoen?’’
‘’Het is uehm… een lang verhaal.’’
2 Comments
Comments are closed.