Langzaam opende ik mijn ogen weer en vond mijzelf in een confrontatie met mijn fight or flight instinct. Aan de ene kant wist ik dat ik elk tastbaar moment met Damian nog moest grijpen voordat het te laat was. Voordat ik werd overgelaten aan de klauwen van mijn zelfvernietigende schuldgevoelens. Maar aan de andere kant wilde ik alleen zijn, wilde ik mijn ogen sluiten en ontsnappen aan deze onverklaarbare realiteit.
Voor een ogenblik staarde ik naar mijn fiets die enkele meters van mij afstond. Het was zo makkelijk om die paar stappen te zetten, mijn kettingslot los te maken en weg te fietsen.
Om dit allemaal te vergeten.
Het leek zo makkelijk, maar ook laf. Waren deze gedachtes geen bewijs dat de vriendschap met Damian in retrospect niet was wat ik dacht dat het was?
Was al die twijfel hierdoor gerechtvaardigd?
Misschien wel.
Ja, het kon niet anders.
Ik was aan het overwegen om te vluchten terwijl mijn dierbaarste vriend zijn laatste momenten aan het aftellen was. Ik wilde liever de confrontatie vermijden dan hem te begeleiden naar het bittere eind.
Jezus.
Wat was ik voor een vriend?
Hoe kon ik zo’n zelfingenomen, in zelfmedelijden verdrinkend stuk stront zijn?
Waarom kon ik mezelf niet vermannen, mijn borst vooruitsteken en de realiteit onder ogen te zien?
Met mijn handen wreef ik verward door mijn gezicht. Het was allemaal teveel op dat moment. Ik vond mezelf verscheurd in het gat van mijn eigen waanzin. In een milliseconde besloot ik om op te staan en terug naar binnen te gaan. Ik had mensen om mij heen nodig.
Pratende mensen, zodat mijn gedachten onderdrukt werden.
Zodat ik niet hoefde na te denken.
Verslagen liep ik langs de balie, doelloos door de gangen van de intensive care en uiteindelijk belandde ik in een oogwenk weer in de familiekamer. Daar zag ik Ezra met dezelfde lege staar in het hoekje van de kamer zitten.
Kyra keek op.
‘’Lucht het op, Bob?’’
Ik schudde nee.
‘’Ik hoopte om een sigaret te kunnen scoren, maar schijnbaar is het ziekenhuis daar geen goede plek voor.’’ Zei ik met een semi-nep lachje.
‘’Dat is maar goed ook. Je moet hierdoor niet weer gaan beginnen met roken.’’
Ik haalde mijn schouders op terwijl de rest van de kamer met ons gesprek mee luisterde.
‘’Eentje kan geen kwaad though.’’
Twijfelend keek Kyra om zich heen. In haar ogen was enige vorm van begrip te bekennen, uiteindelijk maakte ze met een zucht een keuze en zei Ezra’s naam.
‘’Rook je nog?’’ Zei ze in een poging om contact met hem te krijgen.
Hij keek enigszins verward op. Door zijn gezichtsuitdrukking werd het direct duidelijk dat de vraag niet was aangekomen. Kalmpjes herhaalde Kyra de vraag, waarop hij woordeloos knikte.
Onhandig pakte hij een verfrommeld pakje Camel Activate uit zijn broekzak en gaf er één aan mij.
‘’Loop je even mee?’’ vroeg ik. Nog steeds kwam er geen enkel woord uit zijn keel en om de een of andere reden maakte het me bezorgd. De woorden kwamen opnieuw niet bij Ezra aan en zijn afwezige blik wierp hij plotseling naar de vloer.
‘’Ga even mee Ezra.’’ Zei Kyra met een zorgzame stem, terwijl ze haar hand op zijn knie plaatste. ‘’Ik denk dat wat frisse lucht je goed zal doen.’’
Voor een paar seconde keek hij Kyra met de zielloze ogen aan en stond op. In stilte liepen wij samen de intensive care uit. Buiten graaide Ezra naar zijn aansteker en probeerde zijn sigaret met trillende handen aan te steken.
Hoe vaak hij het ook probeerde, Ezra wist zijn aansteker niet aan te krijgen. Waarop een ‘’Fuck’’ zachtjes uit zijn mond kwam.
Ik keek hem verbaast aan en greep naar zijn aansteker. Terwijl ik de sigaret aanstak vroeg ik: ‘’Zei je nou iets?’’
Maar de hoop voor een gesprek met hem was al snel voorbij, want de leegte in zijn ogen keerde opnieuw terug. Ondertussen stak ik de sigaret voor hem aan en gaf de aansteker terug. Ezra liep stilletjes naar de muur toe en ging daar zitten. In de onwetendheid van heel de situatie volgde ik hem maar.
Toen ik naast hem ging zitten begonnen mijn gedachten weer hun eigen wil te krijgen. Ik wist dat een gesprek met Ezra er niet in zat maar toch ging ik het proberen.
Ik vroeg hoe lang hij Damian al kende.
Maar daar kreeg ik geen antwoord op.
Ik vroeg hoe het met hem ging.
Maar als antwoord kreeg ik een stilte.
Uiteindelijk vroeg ik aan hem of hij mijn penis wilde zien.
En als antwoord kreeg ik een vreemde blik gepaard met een korte lach.
Dat werkte tenminste nog.
2 Comments
Comments are closed.